Getuigen

We interviewen steeds weer asbestslachtoffers en specialisten van de problematiek in het Land van Waas. In deze rubriek publiceren we daaruit enkele zinnen. Om de privacy van de betrokkenen te waarborgen vermelden we soms slechts de initialen.

___________________________________________________________________________________________________________________________

 

Piet de Kerf

Vogelwaarde 1943  – Terneuzen, 13 december 2021

Piet de Kerf heeft het moeilijk. Het asbest tastte zijn longen aan. Hij ademt moeilijk, is snel moe, moet vaak hoesten en voelt dat zijn toestand achteruitgaat. Toch blijven hij en zijn vrouw Carla positief denken. Ze genieten van het feit dat hij leeft en maken er elke dag het beste van. We hebben een afspraak in hun flat op de derde verdieping van een flatgebouw in Terneuzen. Daar wonen ze sinds acht maand. De verhuis naar deze flat was niet vanzelfsprekend. In een flat wonen, dat wilde hij niet. Nooit. Toch gebeurde het. Ik ontmoet hem aan de gemeenschappelijke ruimte bij de lift. Daar kan hij fietsen op een hometrainer en tegelijk- tussen de gebouwen door – kijken naar de Schelde en de grote schepen die er passeren.

Het is een gesprek met zijn drieën. Vaak neemt Carla zinnen van hem over. Ze zijn samen en praten samen. Maar het is alsof ik maar één stem hoor: de zijne, met weinig adem.

Piet de Kerf: “Ik was scheepstimmerman bij de Terneuzensche Scheepsbouw Maatschappij (TSM). We hadden een kleine afdeling. Bij scheepsbetimmering werd veel asbest gebruikt. We zaagden dat op maat en dat werd dan ergens tussen geplaatst. Ze gebruikten nog van die witte asbest, als isolatie voor de buizen, bij de platen voor de schoorsteen en als er een plaat moest gemaakt worden voor de lassers moesten we die op maat zagen. Het asbest was een goedkope grondstof en ze wisten al van het jaar 1939 dat het niet veilig was. Wijzelf wisten het ook wel… in zo verre. Ik was zeventien toen ik begon, dat was dan begin de jaren zestig. Ik heb er gewerkt tot in 1979, want dan ging de werf failliet. Daarna werkte ik nog gedurende vijftien jaar voor het scheepsbetimmering – en interieurbedrijf Van Kauteren en Dieleman in Terneuzen. Ik had een mooi beroep, ben geboren in 1943 en niemand had verwacht dat ik er nu nog zou zijn.

In 1995 ontdekten ze al asbest in mijn longen. Toen was ik echt ziek, moe en mager. Eerst zei een longarts hier in Terneuzen dat het mesothelioom was. Dat kenden we toen niet. Na de diagnose op één april zei de longarts dat ik niet meer lang te leven had. Toen regelden we alles voor wat het afscheid en de uitvaart betrof. Het was hoogzomer toen we dat deden. Dat vergeet je niet. Met familie en vrienden praatten we over alles wat ons is overkomen met een lach en een traan, en dat maakte alles een stuk makkelijker.

Na een jaar begon de longarts te twijfelen aan zijn diagnose. Hij liet een nieuwe punctie uitvoeren en naar aanleiding daarvan vroeg hij raad aan drie pathologen om zich uit te spreken over mesothelioom, wel of niet. De eerste sprak van mesothelioom, de tweede van asbestose en de derde twijfelde. Het was niet duidelijk. De longarts keek naar mijn nagels en zei dat ik trommelvingers had, dat zou wijzen op een of andere langziekte. Uiteindelijk kreeg ik een nieuwe diagnose: het is geen mesothelioom, het is asbestose. Dat is goed als het ingekapseld blijft. Het is geen kanker.

Ze zegden toen dat het zowat hetzelfde is als COPD (Chronic Obstructive Pulmonary Disease – Chronische Obstructieve Long Ziekte). Er is niets meer aan te doen. Ik moet kalm blijven, oefeningen doen om mijn longen ruimte te geven, rustig ademhalen, maar ja, ze kunnen me geen andere longen geven. Toen ze zegden dat het geen mesothelioom was waren we natuurlijk blij maar tegelijk was het moeilijk om je gedachten terug te draaien. Dat snapt niemand maar toch was dat zo. Toen moesten we leven met een ander vooruitzicht. Leven. Weg van het idee dat je dood zou gaan. Ook dat was lastig. Het zal al vast in ons hoofd. Later hebben we dat gevoel nog een paar keer gehad omdat ik vaak erg ziek ben geweest.

Er was een advocaat in Utrecht die landelijk optrad voor de slachtoffers van asbest, Bob Ruers. Maar we kwamen niet meer in aanmerking voor een tegemoetkoming. Ze hebben het zo geregeld dat alleen de mensen met mesothelioom zo’n 20.000 euro krijgen maar niet de mensen met asbestose. Verder moet je het dan maar uitzoeken. Uiteindelijk bleven we zeventien jaar staan op hetzelfde loon. Dat ging wel, want we hadden een eigen huis, en ik kon er altijd ook nog in werken.  We hebben kinderen, twee jongens.

Mijn vak was mijn hobby, Ik heb ook barmeubels gemaakt. Sommige staan er nog, na dertig jaar. ’s Zomers gaan we op het terras zitten van een café waar ik gewerkt heb. Ik ben trots op mijn werk. Schepen hebben me lang aangetrokken, maar ondertussen heb ik het van me afgezet. Er verandert zoveel. We kunnen nog van veel genieten, maar dan op onze manier. Voor die verhuis ging ik naar de fysiotherapie in Sluiskil, waar we woonden. Daar werd ik geholpen op een passieve manier. Die oudere fysiotherapeut die deed het werk zelf. Nu, hier in Terneuzen word ik meer actief begeleid. Ik moet het meer zelf doen. Dat is een groot verschil en ook beter. Als we vroeger eens een weekje weg waren was het al een probleem. We waren afhankelijk. Nu kan ik zelf toch iets. Doordat ik het iedere dag zelf doe kan ik mijn longen toch een beetje losser en open maken. Ik heb ook leren ademhalen.

Toen we net verhuisd waren was ik echt op. Maar nu heb ik bijna niets meer te doen en daarvan knap ik een beetje op. Ik kreeg ook wat gewicht bij, ik weeg nu weer 73 kilo. Het is goed dat we mekaar hebben. Daar zijn we ons van bewust. Ik wilde nooit naar een flat, maar nu we het nog samen kunnen doen was de beslissing snel genomen. Dat geeft rust. Ik was nog bij veel verenigingen, maar dat kon haast niet blijven duren. Tijdens de coronatijd kwamen de kinderen toch nog op bezoek. We hielden wel afstand. We profiteerden ook van de grote tuin van onze zoon. Maar knuffelen mocht niet. De longarts zegt dat mijn longvlies een taaie massa is. Ademhalen wordt steeds lastiger. Het blijft een aftakeling van je lijf. Ik voel dat ik achteruitga. Het laatste jaar wel. Ik krijg medicatie en ga tweemaal per jaar naar de longarts.”

Piet de Kerf vertelt dat hij drie keer levensbedreigend ziek was. Een keer is hij achterovergevallen toen hij een ijsbaan maakte in de winter. Hij kreeg een subdurale bloeding in zijn hersenen en dat werd pas drie weken later ontdekt, toen verbleef hij zeven maanden in het ziekenhuis in Gent, werd er drie keer geopereerd en daarna volgde een revalidatie van nog eens twee maanden. Een andere keer viel hij van een stelling tussen het schip en de put waarin dat schip lag. Sindsdien ruikt hij niets meer. En toen een hartklep bleef lekken hebben ze er in Utrecht klemmetjes opgezet. Het gebeurde via de lies, want een operatie om hem nieuwe hartkleppen te geven kon zijn gezondheid niet meer aan.

Piet de Kerf: “Moest ik een depressieve figuur zijn dan zou ik het er moeilijk mee hebben. Gelukkig maak ik ook gemakkelijk contacten, daar heb ik geen moeite mee. Van hoog tot laag, wie het ook is, het maakt niet uit. En weet je, waar je wel van leert: ik ben niet bang van aard. Toen we in 1995 te horen kregen van die mesothelioom was de kennis van het gevaar van asbest in Nederland nog niet zo algemeen geweten. Het is intriest dat werkgevers zo met mensenlevens omgaan. Maar ja daardoor kan je je leven niet laten verzuren. Daar hebben we niks aan. Je mag niet te veel achteromkijken. Je moet het een plaats geven en er wat van maken. ”

 

Interview Johan De Vos

 

Uit het interview over Karel Heirbaut (Sint-Niklaas 1927 – 2001)

Karel Heirbaut (Sint-Niklaas 1927 – 2001) is en blijft zonder twijfel een van de merkwaardigste inwoners van Sint-Niklaas ooit. Hij was stellingbouwer bij de Boelwerf, schrijver van meer dan twintig boeken, voorvechter, verteller, zanger, fotograaf en acteur. Hij streed tegen sociaal onrecht, voor het klimaat, voor de waardigheid van alle mensen en tegen het gebruik van asbest. Hij had een vrolijke, jongensachtige manier van doen. Met weinig middelen, geen auto, geen gsm en een beperkte schoolse opleiding wist hij velen te beroeren, los van instituten, los zelfs van de vakbond, steeds zichzelf zijnde. Zijn acties waren een doorn in het oog van machtige industriëlen en hun vazallen bij de besturen van dit land. Het moet lukken dat uitgerekend hij het slachtoffer werd van de asbest die hij zo vervloekte. Zijn strijd asbest dateert nog uit de tijd dat het goedje alom gebruikt werd als was het een miraculeuze grondstof met vooral winstgevende kwaliteiten.

We hadden een gesprek met zijn dochter Trees Heirbaut. Afspraak aan de Witte Molen, de plek waar de uitvaart van haar vader plaatsvond in april 2001. Omwille van de coronamaatregelen, kou en regen schuilen we onder het afdak van de taverne naast die molen.

Trees Heirbaut: “Natuurlijk vond hij het heel erg om afscheid te nemen van ons, maar door het feit, dat hij klaar was met zijn leven en dat aanvaarde was dat voor ons heel gemakkelijk. Het was een cadeau voor de kinderen en ons moeder. Hij wist dat hij ongeneeslijk ziek was. Maar hij kon zeggen dat hij berustte in het feit dat hij zou doodgaan. Hij is thuis gestorven. We waren erbij. Wat moest hij in de kliniek doen? Daar konden ze ook niets anders dan hem begeleiden naar de dood.

De ziekte brak uit in augustus 2000. Hij kwam terug uit Averbode met de fiets (!) na een bezoek aan zijn zus. Hij had een raar fenomeen, ‘overal kwam er snot en slingers uit mij’ niet normaal. Dan is hij naar de dokter geweest, eerst naar de huisarts Van Goethem en dan naar longarts Rijckaert. In het ziekenhuis haalden ze het water uit zijn longen, deden een punctie en dan wist hij hoe laat dat het was. Na die diagnose wilde hij nog een tweede opinie van iemand die hij  goed kende, Frans Van Acoleyen, een dokter van de ‘geneeskunde voor het volk’ in Zelzate. Die arts deed mee in de strijd tegen asbest en verzamelde documentatie over de risico’s. Hij bevestigde de diagnose. Dan heeft hij ons samengeroepen en zei iets als ‘zo is het, en nu zwijgen we erover’. Hij wou niet als een zieke behandeld worden. Dat lukte ook. We spraken er niet meer over.

Het enige wat ze dan nog deden, dat was om de maand of zo het water uit zijn longen halen. Dan was er nog het probleem met zijn urine en daarna was het de diepering in. Hij is dan ongelooflijk vermagerd en kon niet meer staan. En toch, in die periode (hij had een ongelooflijk netwerk, hoe dat hij het deed weet ik niet, want hij had niets meer dan een vaste telefoon) is hij nog in Sinaai gaan spreken. Die mensen hebben ons nog foto’s bezorgd. We dachten ‘maar allez, dat doe je toch een mens niet meer aan’. Maar hijzelf zag dat blijkbaar nog zitten. Op dat vlak was hij wel een crac. Tot dat hij niet meer kon.

Bij de Boelwerf was mijn vader stellingbouwer. Een schip maken was een fantastische ervaring. De mensen waren fier op wat ze met zijn allen realiseerden. De kameraadschap daar is gebleven. Veiligheid was een van zijn stokpaardjes. Het was gevaarlijk werk. Er vielen doden. Maar asbest is een stille doder, soms na veertig jaar. Het was moeilijk om dat aan de mensen wijs te maken. Mijn vader en moeder kregen geld van het fonds voor de beroepsziekten. Dat was interessant want mijn moeder is voor 100% vergoed voor alle kosten. Ze kreeg ook een ‘bijpassing’ zolang ze leefde. Het asbestfonds is een oplossing voor velen, maar het feit dat je moet tekenen geen proces aan te spannen deze de instanties die aan de oorzaak liggen van de ziekte is een negatief punt.

Trees Heirbaut bezorgt me twee brieven die haar vader schreef aan Anne van Delft, een dame die in Amsterdam een vertelfestival organiseert. In die brieven verontschuldigt Karel Heirbaut zich voor het feit dat hij waarschijnlijk niet meer in Amsterdam zal geraken en hij schrijft:

Een niet-gedateerde brief: “Lieve Anne, het leven is wonderbaarlijk. Zoals ge weet ik werkte op de scheepswerf en werd ontslagen in het jaar 1980. Daarop volgde een plezant, sociaal, creatief leven. Thuis verliep alles vlot, mijn boterbloem was in haar gewone doen, mijn drie kinderen waren aan het werk, de drie kleinkinderen kwamen regelmatig over de vloer. De laatste maanden had ik ademhalingsproblemen. Zo kwam ik bij een longspecialist terecht. Na enkele consultaties was zijn besluit helder en hard. Volgens het laboratoriumonderzoek, is er ‘asbest’ op het longvlies. Dat veroorzaakte het overtollige vocht. Asbest is kankerverwekkend, het is onherstelbaar.

Anne, dat was als een donderslag. Ik was compleet verrast. Hoe is dat mogelijk. Ik ben al 20 jaar weg bij de scheepswerf. Ik dacht onmiddellijk aan het verhaal ‘Haar verloren zoon’ dat ik vertelde in de Balie aan het Leidseplein te Amsterdam.” …   “Het afscheid van kinderen en kleinkinderen zal zwaar wegen ‘maar optimist tot in de kist’. Het verdict is gevallen. Ik heb veel intens mogen beleven. Ik heb veel geschreven. Ik voel me gelukkig. “

En dan, in een brief van 17.8.2000: “Anne, ik had nooit gedacht dat is mijn testament. Mijn gezondheid zit in een verkeerde lift.”  … “Maar Anne, ik blijf optimist. Mijn vrouw Leona, ons dochter Trees en haar man Jef Maes, die de coördinatie op zich neemt, mijn zonen Luc en Urbain zijn bekommerd, bezorgd, zonder te panikeren. Als ik ooit een verhaal zou schrijven ‘fotograferen zonder kankerplekken’, het zou een verhaal zijn van genegenheid en dankbaarheid.

Veel over het leven en werk van Karel Heirbaut wordt bewaard bij AMSAB in Gent.

 

Karel Heirbaut in de Boelwerf Temse

 

 

Uit het interview met Eddie G. (° Temse 1942)

Ik ben op 8 augustus 1956 gaan werken op de Boelwerf. Mijn eerste werk was nagels heet maken. Maar later ben ik paswerker geworden en moest ik aan boord gaan. Aan boord moest er gewerkt worden in alle mogelijke omstandigheden. Een scheepswerf is geen koekjesfabriek. Er werkt veel volk en met veel verschillende materialen.

Eén van de gevaarlijke materialen, maar dat wisten we toen nog niet, was asbest. Maar men sprak altijd over amiant. Asbest was precies een verboden woord.

….

Ik heb zelf ook last van asbest…. Ik ben rap onderhevig aan verkoudheden. En dan begint het. Ik ben dan bang en vraag me af wat er zal gebeuren. Ge wordt angstig en onzeker over hoe dat zal eindigen. Ik moet ook elk jaar op onderzoek. Als dat moment komt begin ik me ook af te vragen of het goed of slecht zal zijn. Die onzekerheid blijft. Het is iets wat je gans uw leven meesleurt. Telkens is de vraag of de plaques niet loskomen en wat dan de gevolgen zullen zijn. Zolang die vastzitten is het niets maar als die loskomen begint de miserie. Maar ik mag niet klagen want de dingen die ik wil doen kan ik ook doen.

Drie jaar terug ben ik ook geopereerd aan mijn hart in Aalst. Mijn longen werden dan stilgelegd. Met de problemen van de asbest heb ik lange tijd op intensieve moeten blijven. Die asbest staat op uw rapport. Ge draagt dat mee in een rugzak die ge altijd bij hebt. Af en toe moet ik ook medicatie nemen maar niet altijd. Wel moet ik regelmatig een puffer gebruiken bij een bronchitis. Ge moet er mee leren leven. Tot hiertoe kan ik daar redelijk mee omgaan. Ik ben telkens gelukkig als ik thuiskom en kan zeggen dat alles goed is.

 


Uit het interview met M.H. (°Weerde 09/01/1926)

Ik ging elke zaterdag zwemmen samen met een kameraad. Maar ik kon die niet bijhouden. Ik kon ook niet crawlen want ik had problemen met mijn adem. Het bleek dat mijn adem niet honderd procent in orde was (maar 60 – 70 %).

Ik had ook een bronchitis die regelmatig terugkwam of ook wel eens een longontsteking. Ik ging daarvoor naar de huisarts. Ik kreeg dan telkens antibiotica voorgeschreven. Toen het eens serieus werd kwam ik bij Dr. Rijckaert (longspecialist)terecht. Hij stelde vast dat ik asbestose had aan mijn linker long. Geen grote plek maar toch. Dat is nu toch al veel jaar geleden.

Ik vroeg of dat kon zijn van het stof bij Niko want ik werkte bij Niko toen het vastgesteld werd. We bliezen daar ook al die poeder uit de machines. Maar de dokter was er zeker van dat het asbestose was. Dat moet dan uit de periode zijn dat ik bij Scheerders werkte.

Hij vulde alle papieren in voor het asbestfonds. Ik krijg nu nog maandelijks een vergoeding maar ik mocht dan geen proces aanspannen tegen Scheerders. Ik denk dat het bedrag geïndexeerd is want het is nu wat meer dan in het begin: een paar honderd euro, niet veel maar wat het is is het.

Als vastgesteld werd dat ik asbestose had ben ik een jaar of vijf elk jaar opnieuw naar Dr. Rijckaert geweest en die schreef medicatie voor om te puffen. Ik moet dat twee keer per dag doen, eens ’s morgens en eens ’s avonds. Maar ik pas dat nu zelf wel wat aan. Als alles goed gaat puf ik één keer en als het slecht gaat doe ik het al eens meer. Op de duur begint ge dat zelf wel wat te weten.

….

Met asbestose kan je blijkbaar wel oud worden. Ik zelf ben nu 93 jaar. Ik weet dat veel kameraden gestorven zijn maar dat zijn meestal mensen die de asbest zelf bewerkten.

Groepsfoto’s opgenomen bij SVK uit de collectie van M.H.

—————————————————————————————————————————————————————————————–

 

 

Uit het interview  met K. H. over haar moeder M.L.V.V  1928 – 2011

Voor zover we weten heeft ze nooit met asbest gewerkt. Ze kreeg het via vader, door zijn kleren te wassen of misschien via hun kusjes. Dat je door zorg en liefde voor iemand zo’n vreselijke ziekte kan krijgen.   Ik heb ze nooit zien huilen of tieren of kwaad zijn, nooit. Zo bijzonder.

Mijn moeder was moe, op eigenlijk. Ze ging naar de dokter en werd doorgestuurd naar een longarts van het UZ Gent. Daar werd direct vastgesteld dat het mesothelioom was en dat daar niets aan te doen was. Op dat moment was ze zoveel bezig met mijn vader die stervende was. Ze zei er niet veel over. Ze zegden altijd al niet veel. Ik weet toch dat ze geschrokken was dat die dokter dat zomaar zei, dat het ongeneeslijk was. Maar ze heeft er zich bij neergelegd, niet gevraagd of er toch maar een middel was. Ze heeft het ons verteld. Dat was niet gemakkelijk, als je vader ook al op sterven ligt en  je moeder een doodveroordeling krijgt.

Voor wat betreft de ziekte moesten we eigenlijk niets doen. Er waren geen onderzoeken, geen ingrijpen, gewoon afwachten, het zijn beloop laten. De huisarts kwam aan huis voor medicatie en maar ook om te praten. Het was een vrouw, het klikte met mijn moeder. Ik zou wel eens willen weten wat ze tegen de dokter zei. Ik weet nog toen ze – het was nog niet op haar sterfbed –  ik haar vroeg of ze een goed leven had gehad dat ze antwoordde:  ‘Gewoon zeker’.

….

Dat laatste moment, ik had boven geslapen en mijn broer beneden. Ik hoorde dat ze een onrustige nacht had. Ik werd wakker met het gevoel, ‘ik wil niet naar beneden, ik wil niet naar beneden’ tot mijn broer eindelijk riep. Dan wel de trap afgevlogen, dat herinner ik me. Ik ga aan haar bed staan, neem zo haar hoofd in mijn beide handen en ik roep ‘moe, moe’, en ik zie  het licht doven in haar ogen. Het was een laatste adem. Ze stierf in mijn handen. Dat is schoon en moeilijk tegelijk.

 

———————————————————————————————————————————————————————————————————

 

Uit het interview met Angèle B. (85) over Karel C. (+2004)      25 oktober 2018

 Ik kan daar veel over vertellen, eigenlijk.

Ze hebben dat vastgesteld iets voor zijn 50ste. Hij heeft altijd bij Scheerders gewerkt. Vanaf zijn 16 tot hij ziek geworden is. Hij heeft veel afgezien. En veel naar de kliniek, van ’t een naar ’t ander. Veel pijn en miserie. Hij heeft van alles laten doen. En niet meer kunnen werken. Een lijdensweg.

En dan zeggen ze dat ‘het er niets mee te maken heeft’.

Mijn man zei altijd: maakt dat ge d’er achter zit, ge hebt daar bewijzen van. Maar ik was daar zo gerust in: hij trok er altijd van. Na een groot onderzoek in Brussel kreeg hij 63 %. Als hij die brief kreeg zei hij: ik ga nooit lang leven, want anders betalen ze zoveel niet. Als ik 70 wordt ben ik al content. Hij is 65 geworden.

Dat ambeteert me nog het meest: dat hij niet weet dat ik niet trek. Omdat ze zeggen dat het daar niet van is. Dat het niet van asbest is, maar dat hij gegaan is van zijn botkanker. Maar hoe heeft hij die botkanker dan gekregen? In Brussel zeiden ze dat ook: madammeke, maakt dat ge aan goeie papieren geraakt. Maar als ze iets verkeerd opschrijven, daar kan ik niets aan doen.

Als ik over die asbest begin komt dat allemaal terug naar boven. Er staat nog een asbesten bak vanachter in de hof. Vroeger wisten ze niet dat ge kanker kreeg van asbest. Hij plantte daar zijn plantjes in.

Ik vind het niet eerlijk dat de ene wel trekt en de andere niet. Ik durf er niet meer over klappen. Als mijn zoon moest binnenkomen zou hij zeggen: ma, zwijgt erover. Als uw pa het moest geweten hebben, hij keert hem om in zijn graf, zeg ik.

_____________________________________________________________________________________________________________________

 

 

  

Uit het interview met G.V.L en A.V.L over hun vader J.V.L (1923 – 1997)

“Hij was lasser aan de Boelwerf in Temse, buizen lassen. We hadden geen auto. Het was een lieve vader, een schat van een vader, die veel werkte in onze grote tuin. Hij kweekte daar zelf zijn groenten. We waren thuis met drie meisjes en twee jongens. Onze ouders hebben hard gewerkt voor die vijf kinderen en om een huis te kunnen kopen. Aan de Boelwerk konde uw geld verdienen. Vader was de enige kostwinner. Ons moeder zorgde voor ons. Als hij we thuis kwamen moesten we nooit de sleutel zoeken.”

“Op pensioen zijn was voor hem werken in de tuin. Hij is bij ons nog de gevel komen schilderen. Hij kon op een stelling klimmen als iemand van zestien. Dat was hij gewoon van op de  Boelwerf. Hij kon wel geen kilometers meer lopen. Hij zal er dan toch al van geweten hebben. Hij kreeg pijn in zijn schouders en verloor de moed om nog veel te doen. Hij reed nog altijd met de fiets maar geraakte niet meer vooruit. Ik moest hem voeren en voerde hem ook naar de kliniek. Enkele dagen nadien werd ik opgebeld met de melding dat het onderzoek had uitgewezen dat vader longkanker had, ik ben hem dat gaan zeggen thuis in Sombeke. Als ik denk aan zijn blauwe ogen die me aankeken. Het blijft moeilijk.”

“Het is redelijk rap gegaan: in oktober vastgesteld en in mei gestorven. Vader wou niets meer, geen  chemo, geen ziekenhuis, thuis blijven. Ik moest een specialist in Sint-Niklaas bellen om dat te zeggen. Die verweet mij dat ik een moordenaar was, want dat mijn vader dat wel nodig had, die chemo en heel de santenboetiek die daarrond hangt. Ik heb hem geantwoord: ‘mijn vader wil dat niet en wij respecteren zijn wens’. Maar hij antwoordde ‘gij weet niet wat ge doet en ge zijt een moordenaar’ en ik heb tegen hem gezegd: ‘Meneer ik wens u nog een fijne dag zoals gij mij nu een fijne dag bezorgd hebt’. De laatste maanden moesten we vader bijna dragen. We sliepen om beurt in dezelfde kamer.”

“Het laatste. Onze oudste broer was die zondag blijven slapen. Ik bel hem om te vragen hoe de nacht geweest was. ‘Ach heel rustig’ zei hij, en ik dacht ‘dat is niet normaal, dat klopt niet.’ Dan ben ik naar ons huis gereden, ga naar mijn vader en vraag hem: ‘hoe is het? Ik ben hier.’ ‘Dat is goed’ zei hij. Dat is het laatste wat hij gezegd heeft. Ik zag dat gebeuren. Dan heb ik ons moeder geroepen, dat mens was – dat zeg ik – dement, toch een groot stuk al. Ik zeg ‘moederken, ge moet afscheid nemen van ons vader, want ons vader gaat weg, hij gaat sterven’ en zij: ‘hij mag niet sterven’ en dat mens in paniek, ik zeg ‘moeder, dat geeft niet, geef hem een kus en zeg dat hij mag gaan want hij wacht op u’. En dan is ze hem beginnen kussen en strelen en dan is ons vader gestorven. Terwijl dat ik erbij was.”

______________________________________________________________________________________________________

 

Uit het interview met H. R. over haar vader O.R. (1941-2016)

Heemkring D’Euzie en het Reynaertgenootschap organiseren beurtelings de Herman Heyselezing in Stekene. Mama ging nooit mee naar lezingen, dus dit was een van de weinige jaarlijks terugkerende vader-dochter momenten. Daar werd niet met zoveel woorden over gesproken, maar dat was een soort van vaste waarde. Dat ritje naar Stekene, samen.

Het was papa die reed, ik was passagier. Behalve de laatste keer, in februari 2016. Hij was al erg ziek, maar deed nog altijd alles mee, voor zover dat lukte. En hij had wel veel pijn, maar met wat pijnstillers op zak, moest het wel lukken volgens hem. Het was toen, in de auto, onderweg naar Stekene, dat ik zo hard voelde dat de rollen omgekeerd waren. Papa reed met mij mee, niet andersom. Dat heeft mij hard geraakt. Ergens was er iets definitief veranderd. Wat we toen nog niet wisten, was dat het onze laatste rit was om samen ergens naartoe te gaan. Hij zei me dat we goed voor ons mama moesten zorgen. Hij heeft daar verder nooit meer iets over gezegd maar dat raakt wel. Hij dacht dat hij nog ongeveer een jaar zou leven, maar het is geen jaar meer geweest. In augustus 2015 wisten we officieel dat papa mesothelioom had en in april 2016 is hij overleden.


 

   

Uit het interview met A. L. over haar aan asbest overleden partner G.D.V  (1945 – 2018)

We waren gaan fietsen naar Sint-Niklaas. Op terugweg voorbij de viaduct kijk ik om en vraag me af waar Georges blijft. Ik zag hem in de verte komen, uitgeput. ‘Georges wat is er?’ ‘Ik kan niet meer’ zegt hij ‘ik weet niet wat er gebeurt, ik weet het niet, maar ik heb geen adem meer’. Dat was een sportieve mens. …  Zo is het begonnen, kort van adem. De dokter heeft ons doorverwezen naar Dr. Ryckaert.  Hij stelde vast dat het asbest was. Dat was een heel slecht nieuws. Het was in 2014 bij het einde van het jaar. Hij vertelde aan Dr. Rijckaert dat hij dat waarschijnlijk had opgelopen in het UZ Gent. Hij moest er de elektrische leidingen afschrapen. Zo is asbeststof vrijgekomen. Niemand had daar toen erg in.

Georges moest binnen in de kliniek op 10 november 2014. Aan zijn zijkant hebben ze een opening gemaakt om het vocht uit zijn longen weg te nemen. Dat hebben ze verschillende keren moeten doen. Daarna is hij nog twee en een half jaar goed geweest. De dokter stelde ‘chemo’ voor, maar daar was Georges niet voor te vinden. Dr Ryckaert was verwonderd dat hij gedurende al die tijd – zonder chemo – goed is gebleven. Maar dan begon het.

In maart in 2017 begon het erger te worden, dan werd het moeilijk. Georges moest dan om de paar weken naar de chemo, dat was het laatste dat hij kon doen. Dat heeft hij dan toch aangenomen. ‘Ik heb niets meer te verliezen” zei hij. ‘De tijd dat we nog goed zijn, nemen we mee’.  Georges heeft ook bestralingen gekregen, dat was in SN en dat heeft hij dan moeten laten aftekenen in Sint Augustinus, het waren verschillende bestralingen, ik weet niet meer hoeveel, maar toch. Hij kreeg ook verschillende zakken bloed,  omdat hij altijd maar verzwakte, verzwakte tot op een gegeven moment  – oh toen was hij toch wel erg ziek – dat we vroegen hem toch naar de kliniek te doen. De tweede kerstmis heb ik hem weggebracht, dan is hij verschillende maanden in de kliniek geweest, ik denk wel drie maand, maar dat mocht niet langer, en dan is hij naar de palliatieve zorg gegaan in Beveren, en daar is Georges op 7 april overleden, vorig jaar. Het was een lange lijdensweg.

We wonen hier ook dicht bij Scheerders. Mijn schoonvader heeft altijd bij SVK gewerkt, die mens is ook aan zijn longen overleden. Is dat hetzelfde geweest of wat? We weten dat niet. Hij bracht soms van die jute zakken mee die we gebruikten voor de afval van onze hof in te bergen. En wat deden we met die zakken? We schudden die een keer goed op. Dat waren asbestzakken. Zijn vrouw is ook aan longkanker overleden, ze was maar 55 jaar.

____________________________________________________________________________________________________________________________________

 

Uit het interview met L .V. over haar aan asbest overleden man J. A. (1940 – 2012):

“Verschrikkelijk, verschrikkelijk, de pijn, dat was niet te schatten, dat kunde niet beschrijven. En hij hield zo vast aan het leven want hij leefde zo graag. Hij was een visser en ging elke dag naar Het Ster om te vissen. En dan viel dat allemaal weg. Ik heb hem heel graag gezien en tot de laatste moment heb ik hem thuis kunnen verzorgen. Eerst lag hij hier op de zetel, dan is er een ziekenhuisbed gekomen, daar is hij kunnen sterven en ik zat er bij. Hij is overleden in april. De ziekte heeft een jaar geduurd. Dat van die asbest dat werd eerst niet aanvaard. Er waren onderzoeken, onderzoeken en nog eens onderzoeken. Dokter Kinschots heeft ons daarbij geholpen. En toen hebben ze toegegeven dat het toch van asbest was en dan zei Jozef: ‘Het is geregeld, nu mag ik gaan’. En toen heb ik gezegd: ‘Neen zoet, gij moet niet gaan, ge moet bij mij blijven, ik  ga voor u zorgen’. Ik zag hem heel graag en hij mij ook. We waren bijna 50 jaar getrouwd.”

____________________________________________________________________________________________________________

 

Uit het interview met D. D. K. over zijn aan asbest overleden vader Willy (1947 – 2005)

“Van zijn veertiende tot zijn zestiende werkte mijn vader bij SVK.

Na een reeks onderzoeken, op 10 april 2005 kwam het verdict: longvlieskanker ten gevolge van asbest.  Zonder uitzaaiingen. Mijn vader leefde gezond, biologisch, rookte niet, dronk bijna nooit, reed elke dag met de fiets naar het werk. Omdat hij in een zo’n goede conditie verkeerde stelden de dokters voor hem aan de zwaarste therapie te onderwerpen. Starten met chemotherapie, drie maal, daarna recupereren, daarna de long en het longvlies in haar geheel verwijderen en dan gerichte bestralingen om uitzaaiingen te verhinderen. De zwaarste therapie met het oog op genezing. Ze spraken van 30% kans. Ik las daarna op internet over een kans van drie, vier of vijf procent. Dat wisten we toen niet. De dokter in Leuven was Dirk Van Raemdonck die op tv komt bij de ‘topdokters’. Mijn vader werd goed verzorgd. Het was toen eind april. Maar hij had wel de ergste vorm van Mesothelioom”.

“De eerste chemo kreeg hij op 1 mei, de tweede de 24ste van die maand en de laatste half juni. In juli werden scans genomen. De operatie was gepland op 8 augustus. In afwachting moest hij aansterken. Het ging helemaal fout. Na de laatste chemo was er niet veel beterschap. Plus dat hij verward was. Het duurde een paar weken en we zeiden ‘Pa, wat is dat nu?’. Hij voelde zich niet goed, op 21 juli hebben we hem naar de spoed gebracht omdat hij heel erg verward was en hallucinaties kreeg. Dingen die niet van zijn gewoonte waren. Ze voerden hem van de spoed hier in Sint-Niklaas naar Leuven. Bij de testen stelden ze vast dat er terug water in de longen zat. Niet goed en de scans toonden aan dat er niettegenstaande de chemo toch tumorprogressie was. De operatie verviel. Er bleef nog weinig hoop op genezing. Ze hebben hem een week aangesterkt en de dag dat hij normaal zijn operatie zou krijgen, deden ze hem naar de palliatieve eenheid in Beveren. Daar is hij op donderdag 11 augustus gestorven. Vier maand na de diagnose.”

______________________________________________________________________________________________________________________________________

 

Uit het interview met R. V over zijn aan asbest overleden echtgenote Christiane Thijs (1943 – 1988). 

Vermoedelijke oorzaak: wonen in de buurt van SVK en de werkkleren van haar vader die bij SVK asbestplaten verzaagde.

Hoe het begon. “Een druk op haar borst. Ze ging naar dokter Ryckaert om platen te pakken. Het was allemaal water dat hij zag. Ze hebben daar drie liter water getapt en dat water zag rozig. Toen ze thuis kwam zag ze zo wit als een lijk. Dan moest ik bij den dokter komen en hij zei ‘dat is hier heel ernstig, er zijn twee mogelijkheden, dat is opereren om te zien of we alles kunnen wegpakken, ofwel alle weken dat water laten aftappen’. En ja, dat weet ge zo, dat is geen genezing, dat is om de druk te verminderen. Dan hebben ze beslist om de operatie te laten doen, want ‘als we dat hebben zijt ge er van af’. Maar het was al te ver. Ze hebben heel die borstkast opengelegd. Ze heeft afgezien, lag daar met alle drains om dat water en dat bloed eruit te halen. Bij operaties dat genezingsproces duurde altijd veel langer. Dat zou verband houden met haren asbest waardoor haar weerstand veel vermindert”.

____________________________________________________________________________________________________________________________________

Uit het interview met A. S. over haar broer Roger  (1925 – 1992) die overleed aan asbest en haar vader Leon (1894- 1952) die een leven lang bij SVK werkte en allicht ook aan die ziekte overleed.

“Toen mijn broer, hij was toen pas met pensioen, aan zee was met zijn vrouw, op hotel, kreeg hij geweldig ‘zeer’ in zijn rug. Het was geen gewone pijn. Hij ging daar naar het ziekenhuis, voor een longonderzoek. De longarts zei: ‘Meneer Smet, ik twijfel nog tussen tbc en asbest en ik hoop voor u dat het tbc is, want dat kunnen we behandelen’. Maar het was asbest. Dat is daar vastgesteld, in Oostende denk ik. Het werd een lijdensweg. Er was niets meer aan te doen. Hier werd hij behandeld bij dokter De Schepper. Ze hebben bij hem een port-a-cath ingeplant, zo kreeg hij druppelsgewijze iets in zijn bloed. Het was verdoving tegen de pijn. Ik herinner me dat de dokter tegen hem zei: ‘meneer Smet je mag geen pijn hebben’ Bij mijn pa daarentegen (die zijn tanden kapot beet van de helse pijnen)  die kreeg amper één maal een verdovend middel ingespoten en op mijn vraag om nogmaals een antipijnspuit te krijgen antwoordde de dokter: ‘Ben jij een gelovige vrouw? Wilt gij misschien dat ik hem dood spuit?’ Zo heeft hij nog enkele maanden moeten afzien tot zijn dood op 58-jarige leeftijd”.

_____________________________________________________________________________________________________________________________________

Fragment uit het interview met Gertjan DS over zijn vader Amedee DS

“We hebben lange tijd een proces tegen SVK overwogen, maar de vraag is uiteraard wat we daar mee zouden winnen. Ik laat me nu zelf regelmatig controleren omdat ik toch behoorlijk schrik gekregen heb. We zijn bezorgd om onze gezondheid en die van de kinderen en we vragen ons af of procederen wel iets zou opbrengen. We willen vooral dat Scheerders schuld bekent”