INTERVIEW MET LAURA VAN DEN BORRE
ONDERTUSSEN ZIJN DE MEESTE EIGENLIJKE DADERS VAN HET ONRECHT ONTSNAPT
Laura Van den Borre behaalde haar doctoraat in de Sociologie in 2018 aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB) met een doctoraatsonderzoek met twee luiken. Een eerste luik richt zich op het onderzoeken van beroepsverschillen in gezondheid en sterfte voor de hele Belgische beroepsbevolking. Een tweede luik is gericht op het evalueren van de impact van asbestblootstelling, een van de belangrijkste gezondheidsrisico’s op vlak van milieu en arbeid, op de Belgische sterfte. Sinds 2021 werkt ze bij Sciensano en Interface Demography (VUB) als postdoctoraal onderzoeker op het HELICON-project.
Uit uw onderzoek blijkt dat België in de jaren zestig/zeventig een land was met een zeer hoog verbruik van asbest per persoon. Hoe verklaart u dat?
Reeds In het begin van de 20° eeuw waren er een aantal kleine ateliers die kleinschalig asbest verwerkten. In 1905 is een Belg, Alphonse Emsens van Eternit, erin geslaagd om een licentie te krijgen voor een techniek om cement te versterken met asbestvezels. Dat was het begin van grootschalige asbestverwerking in België. Door die licentie kon Emsens meegenieten van de beschikbare technologische kennis, kwam hij in contact met andere internationale producenten en kon hij zo ervaringen met hen uitwisselen en toepassen in België. Daardoor is het Belgische Eternit ook een grote internationale speler geworden. Naast Eternit hebben ook een aantal kleinere bedrijven zoals SVK in Sint-Niklaas maar ook J.M. Balmatt, een aftakking van een groot internationaal consortium, een belangrijke rol gespeeld als asbestverwerkende bedrijven in België. Door zich te verenigen in een platform deelden deze grote spelers kennis onderling en bepaalden ze een gezamenlijke strategie om de steeds duidelijkere gezondheidsrisico’s zo gunstig mogelijk te vertalen. Die economische verstrenging van verschillende asbestbedrijven in België heeft een heel grote impact gehad op de Belgische politiek met betrekking tot asbest.
We hebben in ons onderzoek (1) de cijfers over invoer en uitvoer van ruwe asbest in ons land bekeken en op basis daarvan het gebruik van asbest berekend. In 1972 noteerden we de hoogste consumptie per persoon namelijk 9,17 kg. per inwoner in België. Vermits asbest een heel licht materiaal is gaat het dus om een grote berg ruwe grondstof per inwoner. Als we kijken naar de hoeveelheden in ton over gans de periode na de Tweede Wereldoorlog heeft ons land meer dan 2 miljard ton ruwe asbest ingevoerd. Daarbij is het interessant te weten dat een doorsnee asbestcementproduct voor ongeveer 10%-15% uit asbest bestond.
Hoe is het gebruik van asbest nadien geëvolueerd?
Na de piek in de jaren zeventig is het gebruik van asbest gaan dalen. De reden was de groeiende internationale bewustwording van de risico’s van asbest. Reeds in de jaren 30 waren er berichten dat asbest asbestose veroorzaakt en in de jaren 50 groeit de bewustwording dat asbest een kankerverwekkende stof is. Deze inzichten geraakten ook steeds meer verspreid. Eind jaren 70, midden de jaren 80 zijn de asbestproducerende bedrijven de druk gaan voelen en zijn stilaan hun asbestproductie gaan aanpassen. Evelien de Kezel heeft een boek geschreven (2) waarin ze de wetgeving in verband met asbest heeft bestudeerd. Zij zag dat de belangrijkste Belgische asbestwetten er pas zijn gekomen nadat de economische activiteit al was verminderd. De asbestverwerkende bedrijven hebben omwille van de toenemende druk eerst hun productie gewijzigd door eerst minder gevaarlijke soorten asbest te gebruiken, preventieve maatregelen te nemen of andere synthetische vezels te gebruiken om hun producten aan te passen. Die economische evolutie was al bezig toen beslist werd om dit ook wetgevend te verankeren. Een belangrijk aspect hierbij is de beschikbaarheid van voldoende rendabele alternatieven voor het goedkope en veelzijdige asbest. Niettemin valt het op dat deze evolutie zeer traag gegaan.
Ik zei al dat er een zeer sterke lobbygroep was. Die heeft sterk gewogen op de Belgische politiek maar ook op de Europese wetgeving. Deze lobbygroep heeft er voor gezorgd dat in de wetgeving uitzonderingen mogelijk waren en dat er een lange overgangsperiode werd ingelast waardoor er tijd genoeg was om naar alternatieven te zoeken.
Niettegenstaande dat ons land een koploper is in het gebruik van asbest hebben wij weinig gegevens over de gevolgen van asbestblootstelling voor de gezondheid. In Nederland is dat anders.
Ik weet niet precies wat daarvan de grondslag is. Maar zeker is dat de maatschappelijke focus in verband met asbest niet op de slachtoffers lag. Bij ons is de eerste belangenvereniging voor asbestslachtoffers ook maar opgericht na het eerste belangrijke verbod op asbestverwerking. In Nederland was de bewustwording over de gezondheidsproblemen die asbest veroorzaakt vroeger dan bij ons. Van bij het begin van het verbod op asbest gingen daar stemmen op om te zorgen voor een degelijke registratie om het probleem goed in kaart te kunnen brengen en ook te kunnen zorgen voor bijstand aan de asbestslachtoffers zelf. In België is men op de vlakte gebleven. Men was tevreden met de registratiesystemen die er bestaan voor sterfte en kanker maar daarmee was er geen zicht op de gehele context zoals: wie is blootgesteld, waaraan, wanneer… Deze cruciale informatie werd niet systematisch bijgehouden voor Belgische asbestslachtoffers. Indien er bedrijfsregisters bestonden met deze informatie, zijn er – bij mijn weten – geen sporen meer van vandaag de dag.
Uw onderzoek is het eerste in België dat gegevens verzamelt op landelijk niveau over het aantal overlijdens aan mesothelioom. Welke plaats neemt ons land in in vergelijking met andere landen?
In mijn doctoraat heb ik gekeken naar een studie die al verricht was door andere onderzoekers Delgermaa en collega’s (3). Dat is een studie van de Wereldgezondheidsorganisatie. Zij hebben sterftestatistieken op internationaal vlak bekeken en vergeleken maar België was daarin ondervertegenwoordigd. Omwille van registratieproblemen met de sterftestatistieken beschikten ze maar over data van één of twee jaar in de onderzochte periode. Mijn promotor Patrick Deboosere en ik hebben dan beslist om op basis van de data waarover wij beschikten voor de periode 1994-2008 te gaan kijken welke plaats België inneemt in die internationale vergelijking. We vonden dat België één van de hoogste mesothelioomcijfers ter wereld heeft, na het Verenigd Koninkrijk, Australië en Italië. Ik heb voor dit interview ook naar recentere cijfers gekeken (4). Voor 2014-2015 staat België nu op de vijfde plaats. Nederland heeft een vrij sterke stijging. De dramatische top is momenteel Verenigd Koninkrijk, Nederland, Australië, Italië en dan België.
Hoe zijn deze overlijdens geëvolueerd in de loop der jaren en wat zijn de verwachtingen voor de toekomst?
Voor mannen hebben we gekeken naar mesothelioomsterfte tussen 1969 en 2018. Voor de mannen was dat in die periode 2 mesothelioomsterftes per miljoen sterfgevallen in 1969 en 38 sterfgevallen per miljoen overlijdens in 2018. Sinds 2004 tot nu zitten we op een hoog plateau met een piek voorlopig in 2013: 46,5 sterfgevallen per miljoen inwoners. Dat lijkt misschien niet zo veel maar het gaat hier wel om een ziekte die normaal gezien nauwelijks zou voorkomen. Dit wijst op een dramatische impact van asbestblootstelling op de Belgische sterfte. Mannelijke mesothelioomsterfte lijkt grotendeels hetzelfde patroon te volgen als de curve voor asbestconsumptie per capita, maar met ongeveer 40 jaar vertraging. Dit – in combinatie met de geografische verspreiding van deze sterfgevallen – doet ons vermoeden dat deze sterfte bij mannen vooral het gevolg is van beroepsblootstelling. Bij vrouwen ligt dit sterftecijfer vrij laag omdat vrouwen minder tewerkgesteld waren in de asbestindustrie en dus waarschijnlijk minder beroepsmatige blootstelling hebben meegemaakt. Maar niettemin zien we daar ook een stijgende lijn van 2,3 in 1969 tot 6,4 in 2018.
Het samenspel tussen beroeps- en milieublootstelling maakt het moeilijk te voorspellen hoe de evolutie in de toekomst zal zijn. Moest het zo zijn dat er enkel risico is vanwege de industriële blootstelling uit het verleden dan zou de mannelijke mesothelioomsterfte tegen 2032 tot nul moeten zakken. Als we voor vrouwen de lijn zouden doortrekken zou het ergens tegen 2047 tot nul kunnen zakken. Beide scenario’s zijn utopisch en hoogst onwaarschijnlijk. We weten dat asbestproducten verweren en hun vezels geleidelijk aan lossen. Naast deze nieuwe milieublootstelling, bestaat het risico dat asbestproducten niet herkend worden bij bijv. renovaties en onveilig verwijderd worden. Asbest is niet weg. De aard van de blootstelling is wel anders. Daarom ga ik ervan uit dat de curve wel wat zal dalen maar niet tot nul de komende 100 jaar omwille van de milieublootstelling en (para)professionele blootstelling.
Hoe zijn deze overlijdens gespreid over de verschillende regio’s in Vlaanderen?
Ik heb eerst onderzocht waar de historische asbestindustrieën in België gevestigd waren en dan voor de periode 2005-2009 op basis van de sterftestatistieken nagegaan waar de mensen woonden die stierven aan mesothelioom. Het resultaat is een oversterfte bij mannen in de arrondissementen Antwerpen, Sint-Niklaas, Dendermonde, Mechelen en Halle-Vilvoorde. Dat zijn ook de regio’s waar belangrijke asbestindustrieën erg actief waren. We kunnen die link niet één op één maken want de blootstelling zal waarschijnlijk een veertigtal jaar vóór het overlijden gebeurd zijn en wellicht zijn er ondertussen mensen verhuisd. Maar het zegt wel iets over de asbestblootstelling in die regio’s. Voor de vrouwen is er enkel in de arrondissementen Mechelen en Halle-Vilvoorde significante oversterfte. Dat zijn de regio’s rond de fabrieken van Eternit waarvan we aannemen dat er heel wat milieublootstelling is geweest. In andere fabrieken zal dat ook wel zo geweest zijn, maar bij Eternit is er toch een bijkomende factor. Veel omwonenden werkten niet alleen in de fabriek maar ze waren ook lid van de fabrieksfanfare of gingen naar het sportcentrum dichtbij de fabriek of hun kinderen waren in de Chiro en speelden op een stortplaats dichtbij de fabriek. De fabriek was heel erg verweven met de lokale gemeenschap.
Is het juist dat het arrondissement Sint-Niklaas hoog scoort wat mesothelioomsterfte betreft?
Voor het arrondissement Sint-Niklaas heb ik het absolute aantal overlijdens aan mesothelioom bekeken tussen 1998 en 2018. Voor mannen en vrouwen samen noteerden we voor de onderzochte periode 299 mesothelioomsterftes, waaronder 90% mannelijke slachtoffers. Voor vrouwen gaat het jaarlijks om erg kleine aantallen. Voor mannen zijn de cijfers wel relatief hoog, zeker omdat het om een redelijk kleine gemeenschap gaat. Wanneer we deze cijfers standaardiseren, zien we dat voor de meeste jaren tussen 1998 en 2018 er een significante oversterfte is in het arrondissement Sint-Niklaas ten opzichte van de Belgische standaardsituatie. In vergelijking met andere regio’s scoort het arrondissement Sint-Niklaas over het algemeen het hoogst.
De eerste berichten over mogelijke kankerverwekkende effecten van asbest dateren van 1930-40. Toch hebben overheden zeer lang gewacht om in te grijpen. Hoe verklaart u dat ?
Op basis van mijn onderzoek kom ik tot enkele belangrijke factoren. Een eerste aspect dat de trage evolutie verklaart is de risicoperceptie. De aandoeningen komen pas 20-40 jaar later. Vandaag ziet men de voordelen en pas later ziet men dat mensen er ziek van worden. Dat is wat we vandaag ook nog zien in ontwikkelingslanden. Asbestbedrijven zeggen: we kunnen nu levens redden in bv. India door goedkope asbestcementen leidingen te leggen zodanig dat er verse watertoevoer is naar gebieden die anders infectieziekten zouden kennen door pompen of waterputten. Maar ondertussen worden er natuurlijk ook arbeiders blootgesteld bij het maken van die pijpleidingen of omwille van milieublootstelling. Je kan nu wel mensenlevens redden maar de gevolgen zijn pas vele jaren later merkbaar. Ethisch is dat een zeer moeilijke kwestie maar economisch is het blijkbaar duidelijk.
Cruciaal in de geschiedenis van asbest in Europa en België is dat het echte besef van de nadelige gevolgen pas doorbrak in de jaren 70. Dat was een periode met economische onzekerheid, werkloosheid en grote politieke druk om mensen aan het werk te krijgen en te houden. Politiek lag het niet voor de hand om asbestverwerkende bedrijven te sluiten. In de primaire asbestindustrie waren verschillende duizenden tewerkgesteld. Plus, er waren verschillende belangrijke industrietakken zoals de staalnijverheid en de scheepsbouw van de asbestverwerking afhankelijk. Zij steunden op de asbestproducten om hun eigen producten brandveilig te maken op een relatief goedkope manier.
Bovendien heeft de asbestindustrie zich gegroepeerd in een verbond dat zeer sterk was in politiek lobbywerk maar ook in communicatie. Hun communicatiestrategie is heel goed vergelijkbaar met de strategie van de tabakslobby. Het is een goed voorbeeld van twijfel zaaien en het construeren van wat we nu fake news zouden noemen. Bijvoorbeeld: we weten dat alle vormen van asbest gevaarlijk zijn. Toch was de boodschap lang dat de meest winstgevende vorm van asbest, chrysotiel of witte asbest, minder gevaarlijk is. Voor mij is “minder gevaarlijk” geen goede reden om dit dodelijke materiaal te blijven gebruiken. Maar toch duurde het tot 2001 tot dit asbesttype verboden werd om te verwerken in België. Bij die asbestlobby horen natuurlijk ook de belangrijke individuen die aan het roer standen van deze bedrijven, zoals de familie Emsens. De familie had nauwe banden met andere rijke industriëlen, politieke partijen en de Belgische adel. Er was een grote verwevenheid met machthebbende structuren. Maar zoals ik reeds zei was Eternit ook bedreven in het verbinden van de lokale samenleving met de fabriek door een voetbalploegje van Eternit, sponsoring van verenigingen…Omwonenden mochten stortafval van asbest afhalen op de fabriek om hun paadjes aan te leggen. Er was een ‘positieve’ relatie tussen omwonenden en de fabriek. Achteraf weten we dat dit helemaal niet positief was. Veel mensen konden toen ook niet geloven dat hun werkgever die hen altijd zo gunstig gezind was hen ziek zou maken.
Tot slot waren er ook weinig militante groepen die het opnamen voor asbestslachtoffers. Normaal zou je dat verwachten van een vakbond, oppositie of slachtofferorganisaties. De asbestverwerkende bedrijven waren heel bedreven in het geruststellen van de vakbonden of hen te wijzen op volgens hen belangrijker of dringender economische noden van dat ogenblijk. De vakbonden gaven mogelijk meer prioriteit aan tewerkstelling en werkzekerheid dan aan een vaag risico waarover zelfs wetenschappers het toen blijkbaar niet eens waren. In dergelijke retoriek is het niet moeilijk om mensen monddood te maken. Asbestslachtoffers zijn pas verenigd in 2001 (ABEVA) toen alle belangrijke politieke beslissingen al genomen waren. Ondertussen zijn de meeste eigenlijke daders van het onrecht ontsnapt. Ofwel zijn ze failliet gegaan, of werd de bedrijfsnaam en -activiteit gewijzigd.
BIBLIOGRAFIE
Interview: Hugo De Blende, 23 maart 2022
link met grafieken en toelichting opgesteld door Laura Van den Borre: Grafieken Asbest in België met toelichting
Sven De Mulder OVAM
(Deze tekst hoort bij het interview in STOFFA 5)
Ik ben Sven De Mulder en ben een beetje vertrouwd met de regio Sint-Niklaas. Ik liep middelbare school in het college, mijn ouders wonen in Temse en ik ben afkomstig van Kruibeke, Bazel. Ik ben afgestudeerd als industrieel ingenieur en dan direct aan de slag gegaan bij Ovam, de Openbare Vlaamse Afval Maatschappij.
Ovam is ontstaan om de problematiek van afval en het storten op te lossen. Ondertussen doet Ovam veel meer. Tijdens het eerste deel van mijn carrière was ik doende rond het bodembeleid, bodemonderzoek en bodemsanering. Ik kwam met de asbestproblematiek in aanraking door het project te leiden voor de opruiming van de asbestproductieafval en asbestcementopruiming in de grote regio rond Kapelle-op-den-Bos. Daar was het bedrijf Eternit gevestigd, die net als SVK een grote producent was van asbestcementproducten. Het afval werd in de jaren ’60, ’70 en ’80 gratis uitgedeeld en opgehaald door de bewoners van de ruime omgeving. Er waren een zevenentwintigtal gemeenten waar we het product aantroffen. Ovam heeft dan een project opgestart, waarbij de mensen het aantreffen van asbest gratis konden melden. Dat werd dan op kosten van Ovam onderzocht en gesaneerd. Ik heb dat project mee opgestart en begeleid. Zo ben ik zowat organisch in het project van de asbest gerold.
Dan ben ik verder gaan kijken, niet alleen naar de problematiek van het verleden maar ook die van vandaag. Sinds 2013 zijn we gaan onderzoeken wat er eigenlijk aan de hand is. Het gebruik en de productie van asbest mag dan wel verboden zijn, we zijn er nog lang niet van af. We hebben decennia lang nog heel veel in onze gebouwen gestopt. We weten het niet zitten, niet hoeveel het is en hoe risicovol het is. Dat vraagstuk was de aanleiding om daarmee aan de slag te gaan. Bij Ovam is er nu een team met mensen waarbij ik nu de teamverantwoordelijke ben.
Wat verstaat de Vlaamse overheid onder ‘asbestveilig’ en wat is haar ambitie terzake?
‘Asbestveilig’ is de ambitie om, bij het normaal gebruik van onze woningen, scholen, bedrijven en kantoren ervoor te zorgen dat daar geen risico’s zijn als gevolg van asbest. Het betekent dat we al het asbest waarmee we in contact zouden kunnen komen in normaal gebruik, moeten opsporen en beoordelen. Als het in slechte staat is, moet het weg. En waarom niet ‘asbestvrij’? Dan zijn we er ineens van af, dan is er geen enkel risico? Dat is technisch en financieel niet haalbaar. Er zit bijvoorbeeld nog veel asbest in nutsleidingen, bijna 40.000 kilometer ondergronds, drinkwaterleidingen, rioleringsleidingen, gas- en persleidingen enzovoort. Er zit ook asbest in zijn onderfunderingen (vroeger besefte men niet dat daar asbestresten bijzaten) en in onze stortplaatsen. Er is heel veel asbest dat we er nooit gaan uitkrijgen, het is ook niet betaalbaar. Asbestvrij, dat gaan we nooit bereiken. Het is een boutade in Vlaanderen: ‘steek een schop in de grond en je komt asbest tegen’. We moeten er wel voor zorgen een veilige toestand te bekomen en het asbest zoveel mogelijk weg te nemen. Als we de doelstelling van een asbestveilig Vlaanderen tegen 2040 halen, zal toch zo’n 90% van het passief in onze gebouwen weg zijn.
Eén en ander is de aanleiding dat het Vlaamse beleid de twee soorten, het hechtgebonden en niet gebonden asbest apart ziet. Ondertussen hebben studies aangetoond dat de matrix waarin de asbest hechtgebonden is ook uiteen kan vallen, verbrokkelt en wegspoelt met het regenwater. Zo komen asbestvezels wel vrij. Dat is een beetje het probleem. Dat doet zich niet voor bij onderdakplaten, als ze niet doorgeslepen worden blijven die zeer intact. Een asbestdeskundige zal ze allicht catalogeren als ‘in goede staat’ en dan moet dat niet persé ‘asbestveilig’ te zijn.
Zijn er subsidies voor de opruim van asbest bij particulieren?
Asbest opruimen is meestal onderdeel van een gebouwrenovatie. Een nieuwe keuken inrichten, een dak vervangen of isolatie aanbrengen. De eerste stap is dan het opsporen van asbest. Die asbestaanwezigheid hoeft niet altijd de grote kost te zijn. Er zijn veel materialen die asbest bevatten, meer dan 3500. Er zijn veel soorten die zonder een noemenswaardige meerkost kunnen verwijderd worden. Er zijn een aantal vervelende soorten die een pak meer kosten en waarbij je een gespecialiseerde firma nodig hebt. Het zijn de erkende asbestverwijderaars die dan via een hermetische zone het asbestmateriaal verwijderen. In dergelijke gevallen kan enkel de asbestverwijdering al veel kosten,. Het is de ambitie van Ovam en de Vlaamse Regering om ondersteuning te bieden daar waar de meerkost van asbest zit.
Er bestaan sowieso renovatiepremies, de woninginnovatie enzovoort, die vermelden niet iets specifiek over asbest, maar voor een dakrenovatie bijvoorbeeld ondersteunen ze, tot een bepaalde limiet, de kosten die je maakt, en of dat nu kosten zijn die je maakt voor afbraak of voor nieuwe materialen, daar wordt geen onderscheid in gemaakt. Asbest zit vervat in de afbraakkosten. Er is specifieke ondersteuning via Ovam naast ondersteuning die andere administraties van de Vlaamse overheid bieden.
Ovam ondersteunt projecten van steden en gemeenten en intercommunales, in Sint-Niklaas is dat bijvoorbeeld Miwa. Zij kunnen subsidies aanvragen voor projecten zoals voor het ophalen van asbest aan huis of een gegroepeerde verwijdering. Zo kan je als burger bijvoorbeeld met een beperkte hoeveelheid asbest naar een recyclagepark gaan, dat is gelimiteerd, soms eerst een stuk gratis en daarna betalend. Bij grotere hoeveelheden kan men een geschikte zak aanvragen via de afvalcommunale of via de gemeente. Daar zit beschermingsmateriaal bij en een brochure. Ja kan d dan die grotere hoeveelheid aan de straatzijde inladen, mooi sluiten en laten ophalen. Het is een gemakkelijke manier om asbest te laten ophalen. Bovendien is het geboden tarief maar een fractie is van wat het normaal zou kosten.
Er zijn ook projecten waar je kan instappen voor een gegroepeerde verwijdering. Dat betekent dat de organisatie een aantal aannemers zal aanstellen of een erkende asbestverwijderaar waaraan je een offerte kan vragen. Voor specifieke asbesttoepassingen geniet je van 50% korting op de verwijderingskost. Dit gaat over niet hechtgebonden asbesttoepassing zoals leidingsisolatie die eruitziet als witte gips rond verwarmingsbuizen, of asbestkarton dat aan de onderkant van vloerbekledingen zit. Op de website van Ovam kan men met zijn postcode achterhalen welke projecten er in de buurt worden georganiseerd. Het is niet overal hetzelfde. Het is nog maar in opstart en er zullen allicht nog regio’s bijkomen. Men kan ook informeren bij de gemeente zelf of bij de afvalcommunale. Vanaf 2021 is er een nieuwe premie voor mensen die hun dak willen isoleren en dat combineren met de verwijdering van de asbestcement dak, onderdak of gevelbekleiding..
Ovam/ omgaan met asbest/ thema subsidies en ondersteuning
Ik hoorde de uitdrukking: ‘asbest verwijderen met eenvoudige handelingen’. Bestaat dat en zo ja, wat betekent het?
Asbest verwijderen is niet eenvoudig. En ook, België is een ingewikkeld land en dat is voor de regelgeving bij asbest niet anders. De bevoegdheid waar ik voor werk, geldt enkel en alleen voor Vlaanderen. Dat komt omdat het een milieubeleid is, maar wat u aanhaalt, de methodiek van de ‘eenvoudige handelingen’ is iets dat sommige aannemers mogen gebruiken. Als het ingewikkelder is, moet het gebeuren door erkende firma’s, met een hoger opleidingsniveau. Dat alles gebeurt volgens een federale wetgeving. Het is de arbeidsinspectie die daar toezicht over uitoefent. Dat zijn onze federale collega’s, daar heeft Ovam niets over te zeggen. We kunnen asbestverwijdering ondersteunen, maar hoe het gebeurt, dat is de bevoegdheid van de federale overheid.
In verband met de ‘eenvoudige handelingen’. Als je voor een baas werkt, bijvoorbeeld een dakdekker die af en toe asbest moet verwijderen, kan je jaarlijks opleiding van acht uur volgen. In die opleiding zit het herkennen van asbest en er correct mee omgaan. Na die opleiding krijgt je dan een opleidingsattest ‘eenvoudige handelingen’. Die opleiding wordt federaal georganiseerd of aangestuurd. Er is een markt van opleidingscentra of zelfstandige centra die dat kunnen geven. De centrale overheid legt dan op wat er daarin moet gegeven worden, maar ze organiseert het niet zelf. Er is een markt van opleidingscentra, de Syntra’s van deze wereld die dat organiseren. Er is geen probleem met de sérieux, maar er is een probleem met het feit dat veel werknemers in de bouw niet Nederlandstalig zijn of afkomstig zijn uit een land waar de gevaren van asbest niet hoog op de agenda staan. Het betekent dat ze vaak weinig van de opleiding begrijpen, dat de opleiding een beetje ‘broek-verslijten’ is, en ook dat ze vaak niet begrijpen hoe het nu echt moet gebeuren, of niet. Ook vaak omdat ze zich niet bewust zijn van de ernst van het probleem.
Een ander probleem is, dat de opleiding niet gedifferentieerd is. Dakdekkers, elektriciens en loodgieters bijvoorbeeld komen andere toepassingen van asbest tegen, ze moeten andere zaken aangeleerd krijgen. Maar de opleiding eenvoudige handelingen is zeer algemeen, in die klassen zitten mensen die allemaal andere concrete behoeften hebben. Komt daarbij dat dat algemene hen niet echt interesseert, zodat de aandacht gaat verslappen en ze het idee hebben dat het geen goede opleiding is. Er bestaat geen lijst van aannemers die werknemers in dienst hebben die asbest verwijderen volgens de ‘eenvoudige handelingen’. Het beste wat je kan doen is aan de aannemer die asbest verwijdert, een kopie te vragen van het attest van de werknemer die het gaat uitvoeren. Om zeker te zijn dat ze een beetje basiskennis hebben.
Een groot aandachtspunt is dat de collega’s van de arbeidsinspectie te weinig mensen hebben om controles uit te voeren. Hierdoor is de pakkans bij aannemers en werknemers niet hoog genoeg.
Verantwoordelijk daarvoor is FOD Waso. Het gaat over werkgeversverplichtingen..
https://werk.belgie.be/nl/themas/welzijn-op-het-werk/chemische-kankerverwekkende-mutagene-en-reprotoxische-agentia/asbest-en?id=618
Hoe zit dat met de verplichting van een asbestinventaris ?
Een werkgever moet erover waken dat zijn mensen niet blootgesteld worden aan asbest. Daarom moet hij altijd een asbestinventaris opmaken en dan het juiste werkplan opmaken. Hij moet zich afvragen of zijn mensen dat mogen doen, en hoe of dat hij beroep moet doen op een erkende asbestverwijderaar. Dat is de theorie. Als particulier hoef je geen inventaris op te maken, maar een aannemer heeft wel die verplichting in verband met de werken die hij aanneemt. Hij doet dat best voor hij een offerte maakt.
Als men tijdens de werken ziet dat de aannemer het niet zo nauw neem met de regels kan men de arbeidsinspectie per provincie of regio vragen om langs te komen en een pv op te maken. Men kan altijd terecht bij de milieuambtenaar op de milieudeskundige bij de politie als ze echt asbest achterlaten of stof aan het opwekken zijn. Dat zijn milieuovertredingen en daar kan de lokale toezichthouder bij optreden. Wij van Ovam geven opleidingen aan toezichthouders en mensen van steden en gemeenten, om hen te onderrichten in hoe asbest te herkennen over wat veilig is en wat niet. Die opleiding is trouwens niet verplicht.
Als iets duur is, zoals het wegnemen van asbest door erkende asbestverwijderaars, dan is het risico hoog dat mensen dat gaan ontwijken, maar ze zouden moeten rekening houden met hun eigen gezondheid. Kiezen voor de goedkoopste oplossing is vaak gevaarlijk. Resten die achterblijven kunnen een risico betekenen voor de bewoners van de woning. , Het lijkt me belangrijk om in zee te gaan met aannemers die duidelijk uitleggen hoe ze gaan werken en waarom ze dat doen.
Hebben jullie contact met collega’s in Brussel en Wallonië ?
We hebben contact met collega’s in Brussel. Specifiek daar is dat er voor het verwijderen van veel asbest een milieuvergunning nodig is. Daarbij zijn er steekproefcontroles. Wallonië heeft daar ook een variant van. Het systeem met die milieuvergunning kennen wij in Vlaanderen niet. Er zijn bij ons dan weer andere zaken die zij niet hebben. Het belangrijkste is toch wel die verplichte asbestinventaris bij de verkoop. Vanaf 2022 moet iedereen die een gebouw ouder dan van 2000 verkoopt een verplichte asbestinventaris hebben, een nieuwe koper zal zo weten waar de asbest zit en op welke manier hij het best kan verwijderen, dat zal ook voor ons een heel goed hulpmiddel zijn om de risico’s bij het onzorgvuldig handelen door onwetendheid bij mensen uit te schakelen. Die inventaris komt bij de notaris en bij de verkoopakte.
Wat zal er gebeuren met de terreinen van SVK en de Boelwerf? Los van het stort.
Het bedrijf zal vallen onder de bodemonderzoeksplicht, dat blijft sowieso op een bedrijf rusten. Daarbij wordt alles in kaart gebracht. Daarna komt de bodemsaneringsplicht met de verschillende mogelijkheden die moeten afgewogen worden. Voor de asbestproblematiek is het vaak een combinatie. De rode draad is altijd het vermijden dat de vezels kunnen opwaaien, dat is dus, afdekken met het contact met de lucht, het niet belopen en niet berijden, maar men moet ook vermijden dat er nadien gegraven wordt. Het is afhankelijk van hoe het ligt op het terrein, hoe diep of hoe oppervlakkig, het wordt waarschijnlijk een combinatie van afgraven en duurzaam isoleren. Dat gebeurt dan bijvoorbeeld met een voldoende afschermende laag en signalisatiefolie. Er zullen allicht ook beperkingen zijn in verband met de nabestemming. Wat er op gebouwd mag worden, of men erin mag boren of erop aanplanten.
Wat is de taak van Ovam inzake asbest?
Één, voor gebouwen en infrastructuur zijn we de beleidsverantwoordelijken voor het Vlaamse asbestafbouwbeleid. Ook voor het Vlaamse bodembeleid is de OVAM de beleidsregisseur. De Vlaamse bodemwetgeving bepaalt wanneer een bodemonderzoek moet uitgevoerd worden e wie de plichten heeft voor het bodemonderzoek of de bodem sanering: j de eigenaar, exploitant of gebruiker. Als een saneringsplichtige geen stappen onderneemt, kan de Ovam dat ambtshalve zelf doen en de kosten terugvorderen. Voor wat betreft de bodem hebben wij daar bevoegdheid voor. Maar niet voor asbest in gebouwen.
Sint-Niklaas 8 december 2020 interview Johan De Vos met geluidsregistratie.
Grafieken Asbest in België met toelichting
“In het Waasland is er een hogere incidentie aan longvlieskanker, de zogenaamde maligne pleuraal mesothelioom. Maligne wijst op ‘kwaadaardig’, pleuraal betekent ‘longvlies’ en mesothelioom is ‘longvlieskanker’. De hogere incidentie heeft vooral te maken met het asbest verwerkende bedrijf SVK, met de Boelwerf in Temse en de Antwerpse haven waar asbest gelost werd. Dit alles is een publiek geheim, we kunnen er gewoon over praten.
Mesothelioom is de minst frequente maar wel de ergste aandoening die het gevolg is van blootstelling aan asbest. In onze dienst (longartsen van het AZ Nikolaas) kregen 80% van die zieken een professionele blootstelling. Die ziekte kan ook het gevolg zijn van een kort contact met asbest maar gelukkig veel minder. Dat is geruststellend.
Bij rokers weten we dat mensen die heel hun leven rookten zo ongeveer één kans op tien hebben om longkanker te krijgen. Het is moeilijker om zoiets te bepalen bij blootstelling aan asbest. Want wat is blootstelling? We krijgen in ons ziekenhuis mensen die bijvoorbeeld slechts gedurende drie maanden een studentenjob hadden bij SVK en er intensief met asbest te maken kregen. Anderen kregen een langer maar minder intensief contact. Hoe kan men zoiets berekenen? Mocht asbest een ziekte uitlokken binnen de week na de blootstelling, dan zou dat een totaal andere situatie zijn. Maar de schade is er en ze is even erg. Ze is ook erg.
Toch wil ik benadrukken dat asbest behalve mesothelioom ook verschillende andere longaandoeningen uitlokt. Meer voorkomend zijn de longvliesverdikkingen, die ook verkalken, dat zijn de ‘plaques’. Iemand met longvliesplaques, heeft eigenlijk geen klachten, maar het is wel een aanwijzing dat er asbestblootstelling was. We spreken dan over goedaardige asbest gerelateerde pleurale plaques. Op zich kan zo’n longvliesverdikking of ‘plaques’ geen kwaad. Je ziet het duidelijk op een longfoto. Als die plaques er aan beide kanten zijn en op de typische plaatsen – de middenrif en achterin – dan kan je er zeker van zijn dat het door asbest komt. Die mensen maken kans om mesothelioom te ontwikkelen, maar dat is absoluut niet zeker.
En dan heb je nog – iets minder voorkomend – een soort littekenweefsel rond de longvliezen. Het is een diffuse pleurale fibrose. Het bezorgt de patiënten een beperkte longfunctie, een ingekrompen longvlies. Het is geen kwaadaardige aandoening, maar die mensen hebben wel klachten en we zien ze ook regelmatig.
Er is ook wat wij de echte asbestose noemen Daarbij zijn de longblaasjes verhard. Het is een afwijking van het longweefsel zelf waarbij de patiënt minder goed zuurstof opneemt. We noemen dat een diffusie stoornis. Het komt minder voor, het is ook moeilijker te onderscheiden van andere aandoeningen.
Patiënten zijn meestal ongerust zeker als ze werkten in een asbest verwerkend bedrijf. We nemen foto’s, omdat het een uitgestelde aandoening is. Patiënten die er de afgelopen jaren zijn tewerkgesteld hebben ondertussen minder risico omdat er wat meer preventieve maatregelen geweest zijn. Maar de mensen die duidelijk plaques hebben, willen vaak jaarlijks een onderzoek. Het is er alleen om ze gerust te stellen. We kunnen longvlieskanker niet voorkomen.
We zagen in de jongste tien jaren een toename van longvlieskanker. Het ligt hoger in de regio’s Sint-Niklaas, Dendermonde en Kapelle-op-den-Bos. het is moeilijk in te schatten hoeveel keer dat hoger ligt, ruw geschat – als ik het vergelijk met ziekenhuizen van gelijke grootte – is dat hier vier à vijf keer meer dan ergens anders.
————————————————————————————————————————————————————————————–
uit de website van OVAM
Wanneer is asbest gevaarlijk?
Asbest is een verzamelnaam voor een groep mineralen die voorkomt in de natuur. Er zijn verschillende soorten asbest. De ene soort is gevaarlijker of schadelijker dan de andere.
Asbest vormt alleen een risico als er vezels vrijkomen die worden ingeademd. Het inslikken van asbestvezels is volgens de heersende inzichten niet gevaarlijk. Ook contact met de huid kan geen kwaad. Asbestvezels kunnen splitsen in kleine, niet met het blote oog waarneembare vezels. Die komen in de lucht terecht en worden ingeademd. Ze dringen zeer diep in de longen door en kunnen ernstige ziekten veroorzaken zoals asbestose (bindweefselvorming rond asbestvezels in het longweefsel zodat zuurstofuitwisseling moeilijker verloopt), longkanker of mesothelioom (een zeldzame vorm van kanker aan het long- of buikvlies die dodelijk is en die gerelateerd wordt aan asbestblootstelling). Typisch bij asbestaandoeningen is de lange latentietijd die gemiddeld dertig tot veertig jaar bedraagt en afhankelijk is van de dosis en de blootstellingsperiode.
Aanvankelijk dacht men dat asbestose, in tegenstelling tot de andere ziekten, alleen voorkomt bij beroep gebonden blootstellingen. Personen die werkten in de asbestindustrie of personen die veelvuldig in contact kwamen met asbesthoudende toepassingen zoals bv. installateurs van centrale verwarming, loodgieters, elektriciens en schrijnwerkers, vormden de risicogroep. Later stelde men vast dat er ook mensen ziek werden die niet beroepsmatig blootgesteld werden.
Theoretisch kan elke blootstelling, hoe klein ook, leiden tot asbestziekten. Het risico wordt groter naarmate er meer vezels worden ingeademd, bijvoorbeeld als gevolg van het bewerken (boren, zagen, schuren) of beschadigen van asbesthoudend materiaal. Verder neemt het aantal vezels dat u inademt toe naarmate u langer aan asbestvezels wordt blootgesteld. Daarom moet u het inademen van asbestvezels voorkomen.
Samenvatting
Asbest is alleen gevaarlijk als de vezels vrijkomen en worden ingeademd. Het inslikken van asbestvezels is volgens de heersende inzichten niet gevaarlijk.
Welke ziekten worden geassocieerd met asbest?
Asbestvezels kunnen vijf verschillende ziekten veroorzaken:
Asbestose, longkanker en strottenhoofdkanker komen enkel voor na een beroepsblootstelling. Dit betekent dat u lange tijd grote hoeveelheden asbestvezels hebt ingeademd. Pleurale plaques en mesothelioom kunnen ook voorkomen na blootstelling buiten het arbeidsmilieu. Toch komt mesothelioom hoofdzakelijk voor bij mensen die beroepshalve met asbest werkten.
————————————————————————————————————————————————————————————-
Uit De Standaard 17/05/2019
Klaas Maenhout
Met asbest moet je omzichtig omgaan.
Een school en kinderopvang in Maldegem blijven nog zeker een week gesloten, nadat asbest is vrijgekomen. Wat zijn de gevaren? Een filmpje waarop te zien is hoe een vakman springt op asbesten golfplaten in een container deed het gemeentebestuur van Maldegem woensdag een versnelling hoger schakelen. Na een analyse van de omgeving van de sporthal, waar herstellingswerken werden uitgevoerd, bleken elf van de veertien stalen asbestdeeltjes te bevatten. ‘We hebben onmiddellijk beslist om de sporthal, de school en de kinderopvang te sluiten’, zegt burgemeester Bart Van Hulle (Open VLD).
De ongerustheid bij de ouders is groot. Maar hoe gevaarlijk is asbest eigenlijk? ‘Ze zijn terecht ongerust, maar moeten niet overbezorgd zijn’, zegt Mathijs Goossens van de Stichting tegen Kanker. ‘Het zijn vooral de werkmannen die zich ongerust moeten maken.’ Ziekten door asbest komen vooral voor bij mensen die in hun beroep langdurig zijn blootgesteld aan hoge concentraties asbestvezels, zoals asbestwerkers. ‘Hoe vaker iemand wordt blootgesteld aan asbestvezels, hoe meer risico die persoon loopt om ziek te worden’, zegt woordvoerder Jan Verheyen van afvalmaatschappij Ovam.
Gezwel op het longvlies
Maar wat met de kinderen? ‘Bij korte blootstelling is de kans op risico’s uiterst klein, of zelfs extreem minimaal’, zegt professor Ben Nemery van de KU Leuven. ‘De kinderen lopen bij dan geen ernstig gezondheidsrisico. Dat lijkt tegenstrijdig, omdat we maximaal moeten inzetten op preventie.’
‘Als de kinderen één keer asbesthoudende stof ingeademd hebben, betekent dat dus niet dat de kinderen sowieso ziek zullen worden’, zegt Verheyen. ‘Maar we kunnen momenteel niets uitsluiten. Ook korte blootstelling aan asbestvezels kan gevaarlijk zijn’, zegt Verheyen. ‘Let wel: alleen het inademen van de onzichtbare asbestdeeltjes is volgens onderzoek gevaarlijk. Het aanraken niet.’
Volledig geruststellend is de info dus niet. ‘Eigenlijk is het onmogelijk om met zekerheid te zeggen of er al dan niet een impact zal zijn. Niemand weet ook hoeveel asbestvezels je moet inademen om een asbestziekte te krijgen’, zegt professor Paul Van Schil, diensthoofd thoraxchirurgie aan het Universitair Ziekenhuis Antwerpen.
‘Als er deeltjes ingeademd zijn, is de kans reëel dat er zich in de toekomst een gezwel vormt op het longvlies. Gemiddeld ontwikkelt zich pas dertig à veertig jaar na de blootstelling een tumor. Het is zeer belangrijk niet te roken op latere leeftijd, dat is een enorme trigger. In combinatie met roken lopen de risico’s door het inademen van asbest heel sterk op. Daarnaast is er ook een genetische component: is er aanleg of niet?’
Niet naar de dokter hollen
‘De asbestdeeltjes zijn ook onzichtbaar in de lucht en verdwijnen zo diep in de longen dat we ze ook daar niet kunnen zien. Ongeruste ouders moeten dus niet naar de dokter omdat er vandaag geen goeie medische test, zoals een bloedanalyse, bestaat’, zegt Van Schil. ‘Alleen als er symptomen zijn, zoals kortademigheid, moet een dokter bezocht worden.’
En lopen jonge kinderen meer gevaar dan volwassenen? ‘In principe niet. Het is alleen gevaarlijker net omdat ze jong zijn. Ze hebben veel langer de tijd om met een asbestziekte geconfronteerd te worden.’
Springen op de golfplaten
De cruciale vraag blijft dus of de kinderen de voorbije twee weken blootgesteld zijn aan asbestdeeltjes, en of dat eenmalig was. Voorlopig is daar geen duidelijkheid over. ‘We hebben woensdag de vaststellingen gedaan. We denken dat het om een eenmalige gebeurtenis gaat. Waarschijnlijk sprongen de werknemers op de golfplaten om nog meer afval in de container te krijgen’, zegt de burgemeester. ‘Onze diensten zijn de afgelopen weken wel dagelijks gepasseerd en hebben toen geen onregelmatigheden vastgesteld.’
Dat de container in open ruimte stond, maakt het risico in alle geval kleiner, besluit Goossens van de Stichting tegen Kanker.