Documentatie

Gesprek met dr. Paul Terry gewezen arbeidsgeneesheer bij SVK

Wat  is asbest?

Asbest is een minerale vezel die gevonden wordt in rotsformaties en  er als een ader doorheen loopt. In onze streken werd alleen witte en blauwe asbest gebruikt.

Witte asbest is een holle vezel, je kan het vergelijken met spaghetti, een soepele holle buis, als je het onder elektronen of fase-contrast microscoop bekijkt. Deze vezel kan diep in de longen doordringen als hij de optimale afmetingen heeft of beter gezegd de juiste verhoudingen tussen lengte en diameter. Eens de vezel de alveolen of longblaasjes bereikt , blijft hij daar voor altijd aanwezig, asbest is niet afbreekbaar. Door herhaalde blootstelling bouwt er zich een ladingsdosis op. Men neemt aan dat eens een bepaalde hoeveelheid bereikt is, het lichaam hiertegen massaal zal reageren. Op deze manier ontstaat asbestose. Door terugrekenen vanuit de kritische dosis heeft men geprobeerd om limietdosissen in de lucht te bepalen, wat altijd controversieel is gebleven en steeds opnieuw diende te worden aangescherpt.

Blauwe asbest, crocidoliet, en bruine asbest, amosiet, zijn amphibolen. Het zijn vaste vezels. Ze plooien niet, het zijn als staven of naalden. Je kunt je daaraan prikken. Vroeger, ik heb het zelf nooit gezien, zag men soms huidtumoren, goedaardig, een soort wratten, ontstaan na het prikken aan een blauwe asbestvezel die in de huid bleef steken. Zoals door de huid kunnen amphibolen ook door de luchtwegen dringen en migreren naar het long- of soms het buikvlies. Daar blijven ze steken en kunnen ze een specifieke vorm van kanker ontwikkelen : het mesothelioom. Het is een kanker met zeer lange latentietijd, tot wel 30 jaar. Hij zorgt pas voor klachten wanneer hij vocht begint af te scheiden en de long vol water loopt met ernstige kortademigheid tot gevolg.

In tegenstelling tot asbestose, waar men het begrip ladingsdosis hanteert, is voor mesothelioom één vezel voldoende om de ziekte te initiëren.

Asbestverwerking in Sint-Niklaas.

Als Dr. P. Deschepper, longarts te Sint-Niklaas, een patient zag met vocht op de longen, dacht hij meteen aan asbest. In andere streken is dit niet zo. De kans dat het dan om een infectie ging was veel groter, niet zo in Sint-Niklaas. Het asbest voor SVK kwam na de oorlog  meest uit Canada en Zuidelijk Afrika. Ter plaatse werd het uit de rotsen gehouwen en als vezel “en vrac” vervoerd per schip en betaald per gewicht. Er werden op deze manier nogal wat keien “vergeten” om de prijs op te drijven. Als een asbestschip in Temse aanmeerde moest het asbest uit het ruim geschept worden en in treinwagons geladen. Niet de havenarbeiders maar de werknemers van SVK moesten die schepen lossen. Vanuit het ruim in zakken, zakken op de wagons, wagons worden tot op de fabrieksterreinen gereden, zakken lossen, keien scheiden van het asbest ( dit werd soms gedaan, naar men mij heeft verteld, middels een grote ventilator waarbij de keien ver weggeslingerd werden ), asbest opnieuw opscheppen, vermalen en vervoeren naar de asbestkamers.

Wij kunnen ons nu moeilijk voorstellen hoeveel stof dit moet hebben veroorzaakt. Het verklaart wel waarom zovele arbeiders, ook zij die ogenschijnlijk op werkposten stonden met relatief klein risico, toch later asbestose ontwikkelden. Eind de jaren 60 werd asbest reeds aangevoerd en betaald per zak. In de jaren 70 werden de zakken volautomatisch behandeld, opengesneden, besproeid en in gesloten systeem vermalen en opgeslagen : de grootste risico’s waren bedwongen maar het zou nog tot de jaren 90 duren voor men inzag dat geen baten konden opwegen tegen de risico’s. En die baten waren groot : goedkoop, sterk isolerend, niet brandbaar , goede binding met cement en onverslijtbaar.

Getuigenissen van arbeiders over de arbeidsomstandigheden voor 1970.

Een beruchte arbeidsplaats was “ aan den hollander “. De grote mengkuip waarin water, cement en asbest werden gemengd in de juiste verhouding. Het resultaat was een brei die in de gewenste vormen kon worden geperst. Eens het asbest gebonden met cement was het grootste risico voor inademing voorbij. Tot in de jaren 60 moesten arbeiders vermalen asbest uit de asbestkamers scheppen in kruiwagens en deze in den hollander kippen. Dit was zeer zwaar werk, vaak in warme en altijd zeer vochtige omstandigheden. “ Wij waren moe en tussen twee schepbeurten, legden wij ons in de asbest en vielen in slaap .”

Na de oorlog kregen de arbeiders werkkledij van de werkgever. Zij droegen deze kledij tijdens het werk, maar gingen er ook mee naar huis. In het geval van een gevaarlijke stof , zoals asbest, zorgde dit voor verspreiding in het gezin. Later zag men in dat dit een blunder was. De werkkledij werd binnen het bedrijf gehouden en na het werk konden de arbeiders douchen, door een sas gaan en hun eigen, propere kledij aantrekken. Asbest werd zeer snel bekend na de oorlog, om zijn isolerend vermogen en brandwerendheid. Daarom werd het ook gebruikt in de scheepsbouw ( isolatie van de machinekamer ) , loodgieteij ( isolatie van warmwater leidingen ) ea… Vele mensen buiten de asbestcementindustrie zijn ook slachtoffer geworden, maar door de atypische klachten en het ontbreken van een gericht screeningsprogramma zijn zeer vele slachtoffers nooit ontdekt en dus ook niet erkend.

In de jaren 50 was er bij vele mensen een tekort aan eiwitten . Vlees en vis waren zeer duur . Daarom werden hulpprogramma’s opgezet in scholen en bedrijven : gratis melk. Melk was de goedkoopste eiwitbron en bevat bovendien veel calcium wat onze botten toelaat goed te groeien. Melk had ook een aureool als antigifmiddel. Hiertegen hebben wij in de arbeidsgeneeskunde moeten kampen tot de jaren 70. Melk is een vette vloeistof waarin organische solventen makkelijk oplossen, waardoor de opname van deze giftige stoffen bevorderd wordt.

In de tweede helft van de jaren 70 was er geen melkbedeling meer bij SVK. Hier was een ander wondermiddel : de SVK-soep. Elke dag gratis verse soep van echte bouillon uit de eigen keuken. Bijzonder lekker en voedzaam, ik spreek uit eigen ervaring. De kruiken en kannen werden tussen 10 en 11u tot bij elke werkpost gebracht. De mensen waren daar zeer enthousiast over. Een roker heeft veel meer kans om longkanker ( bronchuscarcinoom ) te krijgen dan een niet-roker. Als je rookt én in het asbest werkt heb je daarbovenop 3 keer meer kans. Oorspronkelijk werd je daarvoor niet erkend door het fonds voor de beroepsziekten, tenzij je kon aantonen dat je ook asbestose had.

Mijn job als arbeidsgeneeskundige

Ik deed mijn stage als geneesheer in 74-75 met de bedoeling om fulltime huisarts te worden. Tijdens mijn maand op longziekten in het UZ Gent leerde ik 2 patienten kennen, mannen uit het Waasland. Beiden hadden een bijzonder ernstige vorm van asbestose. Dat was zeer confronterend voor mij omdat ik toen dacht dat asbestose een goedaardige, zeer traag evoluerende stoflong was , in tegenstelling tot de silicose ( mijnwerkersstoflong ) die snel progressief was en invaliderend. Niet altijd dus. Dit heeft mij emotioneel geraakt en de asbestproblematiek heeft mij niet meer losgelaten.

In 75 ben ik begonnen als jonge huisarts én als arbeidsgeneesheer. Je kon al beginnen als arbeidsgeneesheer tijdens je opleiding die één jaar duurde en hiervoor kreeg je ook vrijstelling. Ondertussen spreken wij over bedrijfsgezondheidszorg en een volwaardige specialisatie van 4 jaar. Ik heb dit nooit begrepen : een groot tekort aan geneesheren, 4 jaar opleiding maar geen verloning op niveau . Nu dus vaak een negatieve keuze : als er niets meer overblijft…

Het A.R.A.B ( het algemeen reglement op de arbeidsbescherming ).

Deze overkoepelende wetgeving is in voege getreden in 1968. Zij is vrij volledig en regelt de veiligheid en de gezondheid op de arbeidsplaats. In principe goede wetgeving maar door typische Belgische foutjes en achterpoortjes is het toch niet eenduidig werken. Een eerste systeemfout was de uitvoering van deze wet lag bij de minister van arbeid en tewerkstelling en niet bij volksgezondheid. Dan weet je dat de prioriteit ligt bij economie.

De tweede systeemfout was de handhaving : één geneesheer arbeidsinspecteur per provincie. Als je weet dat de wetgeving van toepassing is op alle ondernemingen, ook met één werknemer in dienst, dan weet je ook dat spontane inspectie quasi onbestaande is. In de praktijk ging de geneesheer arbeidsinspecteur naar de hele grote ondernemingen en naar ondernemingen waartegen een klacht was ingediend , bv door de vakbonden,  of waar een onregelmatigheid was vastgesteld bv tgv een arbeidsongeval.

De derde fout was de vrijblijvendheid. De rapporten die geschreven werden door de arbeidsgeneesheer waren niet meer dan raadgevingen voor de werkgever. Alleen als het handelde over een veiligheidsfunctie ( wanneer één werknemer een andere in levensgevaar kan brengen ) , ioniserende straling of besmettelijke aandoeningen ( bv TBC ) was het advies bindend. Een vierde fout was de mogelijkheid die de werkgever had om ten allen tijde de samenwerking met de arbeidsgeneesheer of -dienst stop te zetten. Op die manier bleef de druk op de geneesheer om niet te fel in te gaan tegen de werkgever.

Dit zijn systeemfouten die vermeden hadden kunnen worden maar die wij vaak terugzien als gevolg van de eindeloze compromissen die gesloten moeten worden tussen tal van belangengroepen. Er zijn ook specifieke tekortkomingen per artikel, maar hierover zal ik later terugkomen als het over asbest gaat.

In het Waasland waren weinig bedrijven met een eigen arbeidsgeneeskundige dienst. De meesten waren aangesloten bij een interbedrijfsgeneeskundige dienst. Een vzw dikwijls opgericht door een patroonsverbond. In Sint-Niklaas was dat Intermedico opgericht door de textielpatroons. Als geneesheer diende je twee heren : de werknemer en de werkgever. Je zou verwachten dat je als geneesheer bij Intermedico onder druk zou staan van de textielpatroons, maar dat was niet zo. Onze baas, die tevens voorzitter was van de textielpatroons, verdedigde zijn dokters in elk dossier.

In de beginperiode was arbeidsgeneeskunde een volwaardige tak van de somatische geneeskunde. Vele werknemers waren , ernstig, lichamelijk ziek door hun werk. Zij wisten het niet en de behandelende artsen wisten het ook niet. Er waren intoxicaties door zware metalen als lood, kwik, mangaan. Er waren de chronische intoxicaties door aromaten, de acute intoxicaties door gechloreerde KWS. Dan was er het stof ( asbest, silicium, vlas .. ) de dampen ( lasrook ) UV straling en niet in het minst lawaai. Door gerichte opsporing probeerden wij in de arbeidsgeneeskunde deze mensen te ontdekken.

De screening van de werknemers op asbest gerelateerde aandoeningen.

In de specifieke wetsartikels omtrent asbest staat dat werknemers blootgesteld aan asbeststof jaarlijks medisch onderzocht moeten worden. Er staat ook bij dat er jaarlijks een longfunctie moet gebeuren én beeldvorming van de longen. Er staan echter geen kwaliteitseisen in de wetgeving en dat leid tot discussie. Je kan aan beeldvorming doen dmv een filmrol , een kleinbeeldfoto ( 10×10 ), grootbeeld ( 35×35 ) CT-scan tot MRI. Dit heeft een enorme impact op het kostenplaatje.

Begin jaren tachtig waren scans nog niet mogelijk maar de verhouding tussen de goedkoopste beeldvorming ( enkele francs ) tot een goede grootbeeldfoto met protocol ( 500 fr. ) was toch significant en een punt van discussie. Vandaag is de standaard een hoge resolutie CT-scan. Vroeger was die er niet en diende de diagnose te worden gesteld op een grootbeeld face. De diagnose stellen in een beginstadium was cruciaal maar zeer moeilijk. Dr. P. Deschepper was reeds jaren longarts te Sint-Niklaas en zeer begaan met het lot van de asbestose patienten. Hij had veel ervaring met de ziekte en was bereid bijkomende opleiding in Duitsland te volgen in de diagnose van de beginstadia.

Samen konden wij de werkgever en de vakbonden overtuigen om in een screeningsprogramma te stappen dat er ongeveer als volgt uitzag :

  • Jaarlijks algemeen klinisch onderzoek
  • Jaarlijks longfunctie met een toestel ( Vicatest ) dat niet verplaatst werd en voor elke meting geijkt kon worden
  • Om de 3 jaar een grootbeeld face

Er werd gekozen voor een goede foto om de 3 jaar omdat asbestose traag evolueert , er was wel een kanttekening : als het klinisch onderzoek of de longfunctie een achteruitgang tonen , wordt de foto vervroegd. Het alternatief was jaarlijks een kleine foto, maar hierop kon je geen beginnende asbestose zien en de mensen kregen wel de belasting van Röntgen stralen.

Na de eerste grote screeningsronde hadden wij vele gevallen van manifeste asbestose ontdekt, maar er waren ook vele twijfelgevallen. Met deze foto’s gingen wij naar Brussel , naar het FBZ. Daar werden ze bekeken samen met alle longartsen en de diagnostische criteria voor beginnende asbestose duidelijk gemaakt.

Wij hadden zeer vele dossiers tegelijk aan te geven aan het FBZ, want deze mensen hadden recht op een invaliditeitsuitkering én gratis medische verzorging. Zij werden individueel uitgenodigd naar het FBZ aan het Madouplein in Brussel. Maar zij gingen niet. Velen van hen waren nog nooit in Brussel geweest en zij vonden hun weg niet met trein, tram, bus.

Uiteindelijk hebben wij na onderhandeling met werkgever en FBZ kunnen verkrijgen dat de bedrijfsverpleegster elke maandag met een klein busje en een tiental mensen, van Sint-Niklaas naar Brussel kon rijden. Op deze manier werden alle uitgescreende gevallen onderzocht en enkele honderden erkend.

Het Fonds voor de Beroepsziekten.

Tijdens de grote industrialisatiegolf van de jaren 50 en 60 was er zeer veel energie nodig. Die werd geleverd door de steenkoolbekkens rond Charleroi, Luik en Genk. Het delven van steenkool was een zeer risicovol werk zowel naar veiligheid als naar gezondheid. Iedereen herinnert zich nog de mijnrampen maar een sluipend gevaar was de silicose ( mijnwerkersstoflong ). Dit was een agressieve stoflong waar de werknemers reeds op jonge leeftijd mee geconfronteerd werden en uiteindelijk ook invalide werden en volledig werk onbekwaam. Dit was een sociaal drama. De oplossing die men vond was het FBZ. Alle werkgevers leveren een kleine bijdrage via RSZ , in ruil krijgen zij een collectieve verzekering tegen ziekten door het werk én vrijstelling van verantwoording.

Gevolg van deze constructie was

: 1/ enkel werkgevers uit de privé sector betalen een bijdrage, dus enkel werknemers met een arbeiders of bediendencontract kunnen beroep doen op het FBZ

2/ de lijst van beroepsziekten is beperkt , alleen ziekten die op de lijst voorkomen kunnen erkend worden. Zo is bv lawaaidoofheid een tijdlang niet opgenomen wegens het te verwachten financiële impact.

Het FBZ werkt volgens de strikte regels van de privacy. Het resultaat van het onderzoek wordt alleen medegedeeld aan de betrokkene, niet aan de aangever. Dit was jammer want op deze manier konden wij de resultaten niet toetsen aan de beroepsloopbaan en dus ook geen risicowerkposten definiëren. Onrechtstreeks wisten wij wel wie erkend was of niet door de personeelsdienst. Bij een erkenning met invaliditeit diende de werkgever een aangifte te doen van de beroepsinkomsten.

Het asbestfonds

Asbeststof is licht en vluchtig. Het wordt meegevoerd met de wind en blijft niet beperkt tot de bedrijfsterreinen. Mensen die rond de asbest verwerkende bedrijven wonen kunnen dus ook ziek worden. Zij kunnen geen beroep doen op het FBZ maar wel op het asbestfonds.

De screening van gepensioneerden van SVK.

Mensen die gepensioneerd waren voor 1980, hadden niet de mogelijkheid gehad om in het bedrijf deel te nemen aan de screening naar asbestose. Midden de jaren 80 deed zich onverwacht een mogelijkheid voor.

De massascreening op TBC via RX ( dispensariumwagens ) en tuberculine huidtesten in de scholen werd verlaten ten voordele van gericht contactonderzoek rond een TBC-patient. Op deze manier kwamen vele statutaire medewerkers van de dispensaria zonder zinvol werk te zitten. Prof. A. Gyselen drong er sterk op aan om voor deze mensen zinvol werk te zoeken.

Dr. P. Deschepper was voorzitter en ikzelf secretaris van de VRGT Waasland , Dendermonde-Aalst. Wij waren succesvol aan het screenen naar asbestose binnen het bedrijf en het bijkomend onderzoeken van gepensioneerden in het dispensarium werd voorgesteld en goedgekeurd. Met medewerking van de vakbonden werden enkele honderden gepensioneerden onderzocht en ongeveer één op drie leed aan asbestose. Voorheen waren ze bekend bij huisarts of longarts meestal wegens rokerslong.

 

 

Proef ingediend met het oog op het behalen van de graad van master in de klinische psychologie
VERDER NA VERLIES DOOR ASBESTKANKER

Promotoren: Prof. Peter Theuns
Psychologie
& Educatiewetenschappen
Proef ingediend met het oog op het behalen van de graad van master in de klinische psychologie
VERDER NA VERLIES DOOR ASBESTKANKER
Kwalitatief onderzoek naar de coping strategieën en noden bij naasten van asbestslachtoffers.
IMANE IMAD & KATO VERCAMPT
2022-2023

https://www.wetenschapswinkel.be/publicaties/verder-na-verlies-door-asbestkanker-kwalitatief-onderzoek-naar-de-cop

 

 

INTERVIEW MET LAURA VAN DEN BORRE

 

ONDERTUSSEN ZIJN DE MEESTE EIGENLIJKE DADERS VAN HET ONRECHT ONTSNAPT

Laura Van den Borre behaalde haar doctoraat in de Sociologie in 2018 aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB) met een doctoraatsonderzoek met twee luiken. Een eerste luik richt zich op het onderzoeken van beroepsverschillen in gezondheid en sterfte voor de hele Belgische beroepsbevolking. Een tweede luik is gericht op het evalueren van de impact van asbestblootstelling, een van de belangrijkste gezondheidsrisico’s op vlak van milieu en arbeid, op de Belgische sterfte. Sinds 2021 werkt ze bij Sciensano en Interface Demography (VUB) als postdoctoraal onderzoeker op het HELICON-project.

 

Uit uw onderzoek blijkt dat België in de jaren zestig/zeventig een land was met een zeer hoog verbruik van asbest per persoon. Hoe verklaart u dat?

Reeds In het begin van de 20° eeuw waren er een aantal kleine ateliers die kleinschalig asbest verwerkten. In 1905 is een Belg, Alphonse Emsens van Eternit, erin geslaagd om een licentie te krijgen voor een techniek om cement te versterken met asbestvezels. Dat was het begin van grootschalige asbestverwerking in België. Door die licentie kon Emsens meegenieten van de beschikbare technologische kennis, kwam hij in contact met andere internationale producenten en kon hij zo ervaringen met hen uitwisselen en toepassen in België. Daardoor is het Belgische Eternit ook een grote internationale speler geworden. Naast Eternit hebben ook een aantal kleinere bedrijven zoals SVK in Sint-Niklaas maar ook J.M. Balmatt, een aftakking van een groot internationaal consortium, een belangrijke rol gespeeld als asbestverwerkende bedrijven in België. Door zich te verenigen in een platform deelden deze grote spelers kennis onderling en bepaalden ze een gezamenlijke strategie om de steeds duidelijkere gezondheidsrisico’s zo gunstig mogelijk te vertalen. Die economische verstrenging van verschillende asbestbedrijven in België heeft een heel grote impact gehad op de Belgische politiek met betrekking tot asbest.

We hebben in ons onderzoek (1) de cijfers over invoer en uitvoer van ruwe asbest in ons land bekeken en op basis daarvan het gebruik van asbest berekend. In 1972 noteerden we de hoogste consumptie per persoon namelijk 9,17 kg. per inwoner in België. Vermits asbest een heel licht materiaal is gaat het dus om een grote berg ruwe grondstof per inwoner. Als we kijken naar de hoeveelheden in ton over gans de periode na de Tweede Wereldoorlog heeft ons land meer dan 2 miljard ton ruwe asbest ingevoerd. Daarbij is het interessant te weten dat een doorsnee asbestcementproduct voor ongeveer 10%-15% uit asbest bestond.

Hoe is het gebruik van asbest nadien geëvolueerd?

Na de piek in de jaren zeventig is het gebruik van asbest gaan dalen. De reden was de groeiende internationale bewustwording van de risico’s van asbest. Reeds in de jaren 30 waren er berichten dat asbest asbestose veroorzaakt en in de jaren 50 groeit de bewustwording dat asbest een kankerverwekkende stof is. Deze inzichten geraakten ook steeds meer verspreid. Eind jaren 70, midden de jaren 80 zijn de asbestproducerende bedrijven de druk gaan voelen en zijn stilaan hun asbestproductie gaan aanpassen. Evelien de Kezel heeft een boek geschreven (2) waarin ze de wetgeving in verband met asbest heeft bestudeerd. Zij zag dat de belangrijkste Belgische asbestwetten er pas zijn gekomen nadat de economische activiteit al was verminderd. De asbestverwerkende bedrijven hebben omwille van de toenemende druk eerst hun productie gewijzigd door eerst minder gevaarlijke soorten asbest te gebruiken, preventieve maatregelen te nemen of andere synthetische vezels te gebruiken om hun producten aan te passen. Die economische evolutie was al bezig toen beslist werd om dit ook wetgevend te verankeren. Een belangrijk aspect hierbij is de beschikbaarheid van voldoende rendabele alternatieven voor het goedkope en veelzijdige asbest. Niettemin valt het op dat deze evolutie zeer traag gegaan.

Ik zei al dat er een zeer sterke lobbygroep was. Die heeft sterk gewogen op de Belgische politiek maar ook op de Europese wetgeving. Deze lobbygroep heeft er voor gezorgd dat in de wetgeving uitzonderingen mogelijk waren en dat er een lange overgangsperiode werd ingelast waardoor er tijd genoeg was om naar alternatieven te zoeken.

Niettegenstaande dat ons land een koploper is in het gebruik van asbest hebben wij weinig gegevens over de gevolgen van asbestblootstelling voor de gezondheid. In Nederland is dat anders.

Ik weet niet precies wat daarvan de grondslag is. Maar zeker is dat de maatschappelijke focus in verband met asbest niet op de slachtoffers lag. Bij ons is de eerste belangenvereniging voor asbestslachtoffers ook maar opgericht na het eerste belangrijke verbod op asbestverwerking. In Nederland was de bewustwording over de gezondheidsproblemen die asbest veroorzaakt vroeger dan bij ons. Van bij het begin van het verbod op asbest gingen daar stemmen op om te zorgen voor een degelijke registratie om het probleem goed in kaart te kunnen brengen en ook te kunnen zorgen voor bijstand aan de asbestslachtoffers zelf. In België is men op de vlakte gebleven. Men was tevreden met de registratiesystemen die er bestaan voor sterfte en kanker maar daarmee was er geen zicht op de gehele context zoals: wie is blootgesteld, waaraan, wanneer… Deze cruciale informatie werd niet systematisch bijgehouden voor Belgische asbestslachtoffers. Indien er bedrijfsregisters bestonden met deze informatie, zijn er – bij mijn weten – geen sporen meer van vandaag de dag.

Uw onderzoek is het eerste in België dat gegevens verzamelt op landelijk niveau over het aantal overlijdens aan mesothelioom. Welke plaats neemt ons land in in vergelijking met andere landen?

 

In mijn doctoraat heb ik gekeken naar een studie die al verricht was door andere onderzoekers Delgermaa en collega’s (3). Dat is een studie van de Wereldgezondheidsorganisatie. Zij hebben sterftestatistieken op internationaal vlak bekeken en vergeleken maar België was daarin ondervertegenwoordigd. Omwille van registratieproblemen met de sterftestatistieken beschikten ze maar over data van één of twee jaar in de onderzochte periode. Mijn promotor Patrick Deboosere en ik hebben dan beslist om op basis van de data waarover wij beschikten voor de periode 1994-2008 te gaan kijken welke plaats België inneemt in die internationale vergelijking. We vonden dat België één van de hoogste mesothelioomcijfers ter wereld heeft, na het Verenigd Koninkrijk, Australië en Italië. Ik heb voor dit interview ook naar recentere cijfers gekeken (4). Voor 2014-2015 staat België nu op de vijfde plaats. Nederland heeft een vrij sterke stijging. De dramatische top is momenteel Verenigd Koninkrijk, Nederland, Australië, Italië en dan België.

Hoe zijn deze overlijdens geëvolueerd in de loop der jaren en wat zijn de verwachtingen voor de toekomst?

Voor mannen hebben we gekeken naar mesothelioomsterfte tussen 1969 en 2018.  Voor de mannen was dat in die periode 2 mesothelioomsterftes per miljoen sterfgevallen in 1969 en 38 sterfgevallen per miljoen overlijdens in 2018. Sinds 2004  tot nu zitten we op een hoog plateau met een piek voorlopig in 2013: 46,5 sterfgevallen per miljoen inwoners. Dat lijkt misschien niet zo veel maar het gaat hier wel om een ziekte die normaal gezien nauwelijks zou voorkomen. Dit wijst op een dramatische impact van asbestblootstelling op de Belgische sterfte. Mannelijke mesothelioomsterfte lijkt grotendeels hetzelfde patroon te volgen als de curve voor asbestconsumptie per capita, maar met ongeveer 40 jaar vertraging.  Dit – in combinatie met de geografische verspreiding van deze sterfgevallen – doet ons vermoeden dat deze sterfte bij mannen vooral het gevolg is van beroepsblootstelling. Bij vrouwen ligt dit sterftecijfer vrij laag omdat vrouwen minder tewerkgesteld waren in de asbestindustrie en dus waarschijnlijk minder beroepsmatige blootstelling hebben meegemaakt. Maar niettemin zien we daar ook een stijgende lijn van 2,3 in 1969 tot 6,4 in 2018.

Het samenspel tussen beroeps- en milieublootstelling maakt het moeilijk te voorspellen hoe de evolutie in de toekomst zal zijn. Moest het zo zijn dat er enkel risico is vanwege de industriële blootstelling uit het verleden dan zou de mannelijke mesothelioomsterfte tegen 2032 tot nul moeten zakken. Als we voor vrouwen de lijn zouden doortrekken zou het ergens tegen 2047 tot nul kunnen zakken. Beide scenario’s zijn utopisch en hoogst onwaarschijnlijk. We weten dat asbestproducten verweren en hun vezels geleidelijk aan lossen. Naast deze nieuwe milieublootstelling, bestaat het risico dat asbestproducten niet herkend worden bij bijv. renovaties en onveilig verwijderd worden. Asbest is niet weg. De aard van de blootstelling is wel anders. Daarom ga ik ervan uit dat de curve wel wat zal dalen maar niet tot nul de komende 100 jaar omwille van de milieublootstelling en (para)professionele blootstelling.

Hoe zijn deze overlijdens gespreid over de verschillende regio’s in Vlaanderen?

Ik heb eerst onderzocht waar de historische asbestindustrieën in België gevestigd waren en dan voor de periode 2005-2009 op basis van de sterftestatistieken nagegaan waar de mensen woonden die stierven aan mesothelioom. Het resultaat is een oversterfte bij mannen in de arrondissementen Antwerpen, Sint-Niklaas, Dendermonde, Mechelen en Halle-Vilvoorde. Dat zijn ook de regio’s waar belangrijke asbestindustrieën erg actief waren. We kunnen die link niet één op één maken want de blootstelling zal waarschijnlijk een veertigtal jaar vóór het overlijden gebeurd zijn en wellicht zijn er ondertussen mensen verhuisd. Maar het zegt wel iets over de asbestblootstelling in die regio’s. Voor de vrouwen is er enkel in de arrondissementen Mechelen en Halle-Vilvoorde significante oversterfte. Dat zijn de regio’s rond de fabrieken van Eternit waarvan we aannemen dat er heel wat milieublootstelling is geweest. In andere fabrieken zal dat ook wel zo geweest zijn, maar bij Eternit is er toch een bijkomende factor. Veel  omwonenden werkten niet alleen in de fabriek maar ze waren ook lid van de fabrieksfanfare of gingen naar het sportcentrum dichtbij de fabriek of hun kinderen waren in de Chiro en speelden op een stortplaats dichtbij de fabriek. De fabriek was heel erg verweven met de lokale gemeenschap.

Is het juist dat het arrondissement Sint-Niklaas hoog scoort wat mesothelioomsterfte betreft?

Voor het arrondissement Sint-Niklaas heb ik het absolute aantal overlijdens aan mesothelioom bekeken tussen 1998 en 2018. Voor mannen en vrouwen samen noteerden we voor de onderzochte periode 299 mesothelioomsterftes, waaronder 90% mannelijke slachtoffers. Voor vrouwen gaat het jaarlijks om erg kleine aantallen. Voor mannen zijn de cijfers wel relatief hoog, zeker omdat het om een redelijk kleine gemeenschap gaat. Wanneer we deze cijfers standaardiseren, zien we dat voor de meeste jaren tussen 1998 en 2018 er een significante oversterfte is in het arrondissement Sint-Niklaas ten opzichte van de Belgische standaardsituatie. In vergelijking met andere regio’s scoort het arrondissement Sint-Niklaas over het algemeen het hoogst.

 

De eerste berichten over mogelijke kankerverwekkende effecten van asbest dateren van 1930-40. Toch hebben overheden zeer lang gewacht om in te grijpen. Hoe verklaart u dat ?

Op basis van mijn onderzoek kom ik tot enkele belangrijke factoren. Een eerste aspect dat de trage evolutie verklaart is de risicoperceptie. De aandoeningen komen pas 20-40 jaar later. Vandaag ziet men de voordelen en pas later ziet men dat mensen er ziek van worden. Dat is wat we vandaag ook nog zien in ontwikkelingslanden. Asbestbedrijven zeggen: we kunnen nu levens redden in bv. India door goedkope asbestcementen leidingen te leggen zodanig dat er verse watertoevoer is naar gebieden die anders infectieziekten zouden kennen door pompen of waterputten. Maar ondertussen worden er natuurlijk ook arbeiders blootgesteld bij het maken van die pijpleidingen of omwille van milieublootstelling. Je kan nu wel mensenlevens redden maar de gevolgen zijn pas vele jaren later merkbaar. Ethisch is dat een zeer moeilijke kwestie maar economisch is het blijkbaar duidelijk.

Cruciaal in de geschiedenis van asbest in Europa en België is dat het echte besef van de nadelige gevolgen pas doorbrak in de jaren 70. Dat was een periode met economische onzekerheid, werkloosheid en grote politieke druk om mensen aan het werk te krijgen en te houden. Politiek lag het niet voor de hand om asbestverwerkende bedrijven te sluiten. In de primaire asbestindustrie waren verschillende duizenden tewerkgesteld. Plus, er waren verschillende belangrijke industrietakken zoals de staalnijverheid en de scheepsbouw van de asbestverwerking afhankelijk. Zij steunden op de asbestproducten om hun eigen producten brandveilig te maken op een relatief goedkope manier.

Bovendien heeft de asbestindustrie zich gegroepeerd in een verbond dat zeer sterk was in politiek lobbywerk maar ook in communicatie. Hun communicatiestrategie is heel goed vergelijkbaar met de strategie van de tabakslobby. Het is een goed voorbeeld van twijfel zaaien en het construeren van wat we nu fake news zouden noemen. Bijvoorbeeld: we weten dat alle vormen van asbest gevaarlijk zijn. Toch was de boodschap lang dat de meest winstgevende vorm van asbest, chrysotiel of witte asbest, minder gevaarlijk is. Voor mij is “minder gevaarlijk” geen goede reden om dit dodelijke materiaal te blijven gebruiken. Maar toch duurde het tot 2001 tot dit asbesttype verboden werd om te verwerken in België. Bij die asbestlobby horen natuurlijk ook de belangrijke individuen die aan het roer standen van deze bedrijven, zoals de familie Emsens. De familie had nauwe banden met andere rijke industriëlen, politieke partijen en de Belgische adel. Er was een grote verwevenheid met machthebbende structuren. Maar zoals ik reeds zei was Eternit ook bedreven in het verbinden van de lokale samenleving met de fabriek door een voetbalploegje van Eternit, sponsoring van verenigingen…Omwonenden mochten stortafval van asbest afhalen op de fabriek om hun paadjes aan te leggen. Er was een ‘positieve’ relatie tussen omwonenden en de fabriek. Achteraf weten we dat dit helemaal niet positief was. Veel mensen konden toen ook niet geloven dat hun werkgever die hen altijd zo gunstig gezind was hen ziek zou maken.

Tot slot waren er ook weinig militante groepen die het opnamen voor asbestslachtoffers. Normaal zou je dat verwachten van een vakbond, oppositie of slachtofferorganisaties. De asbestverwerkende bedrijven waren heel bedreven in het geruststellen van de vakbonden of hen te wijzen op volgens hen belangrijker of dringender economische noden van dat ogenblijk. De vakbonden gaven mogelijk meer prioriteit aan tewerkstelling en werkzekerheid dan aan een vaag risico waarover zelfs wetenschappers het toen blijkbaar niet eens waren. In dergelijke retoriek is het niet moeilijk om mensen monddood te maken. Asbestslachtoffers zijn pas verenigd in 2001 (ABEVA) toen alle belangrijke politieke beslissingen al genomen waren. Ondertussen zijn de meeste eigenlijke daders van het onrecht ontsnapt. Ofwel zijn ze failliet gegaan, of werd de bedrijfsnaam en -activiteit gewijzigd.

 

BIBLIOGRAFIE

  • Van den Borre, L., Occupation, health and mortality: a longitudinal study of the Belgian workforce. Brussel, VUB, 2018.
  • De Kezel, E., Asbest, gezondheid en veiligheid. Ontwikkelingen in het aansprakelijkheidsrecht. Antwerpen, 2013
  • Delgermaa, V., et al., Global mesothelioma deaths reported to the World Health Organisation between 1994 and 2008. Bulletin of the World health Organisation 89.
  • https://www.mdpi.com/1660-4601/15/5/1000/htm

 

Interview: Hugo De Blende, 23 maart 2022

link met grafieken en toelichting opgesteld door Laura Van den Borre: Grafieken Asbest in België met toelichting

 

Het volledige interview met Sven De Mulder van Ovam

Sven De Mulder  OVAM

(Deze tekst hoort bij het interview in STOFFA  5)

Ik ben Sven De Mulder en ben een beetje vertrouwd met de regio Sint-Niklaas. Ik liep middelbare school in het college, mijn ouders wonen in Temse en ik ben afkomstig van Kruibeke, Bazel. Ik ben afgestudeerd als industrieel ingenieur en dan direct aan de slag gegaan bij Ovam, de Openbare Vlaamse Afval Maatschappij.

Ovam is ontstaan om de problematiek van afval en het storten op te lossen. Ondertussen doet Ovam veel meer. Tijdens het eerste deel van mijn carrière was ik doende rond het bodembeleid, bodemonderzoek en bodemsanering. Ik kwam met de asbestproblematiek in aanraking door het project te leiden voor de opruiming van de asbestproductieafval  en asbestcementopruiming in de grote regio rond Kapelle-op-den-Bos. Daar was het bedrijf Eternit gevestigd, die net als SVK een grote producent was van asbestcementproducten. Het afval werd in de jaren ’60, ’70 en ’80 gratis uitgedeeld en opgehaald door de bewoners van de ruime omgeving. Er waren een zevenentwintigtal gemeenten waar we het product aantroffen. Ovam heeft dan een project opgestart, waarbij de mensen het aantreffen van asbest gratis konden melden. Dat werd dan op kosten van Ovam onderzocht en gesaneerd. Ik heb dat project mee opgestart en begeleid. Zo ben ik zowat organisch in het project van de asbest gerold.

Dan ben ik verder gaan kijken, niet alleen naar de problematiek van het verleden maar ook die van vandaag. Sinds 2013 zijn we gaan onderzoeken wat er eigenlijk aan de hand is. Het gebruik en de productie van asbest mag dan wel verboden zijn, we zijn er nog lang niet van af. We hebben decennia lang nog heel veel in onze gebouwen gestopt. We weten het niet zitten, niet hoeveel het is en hoe risicovol het is. Dat vraagstuk was de aanleiding om daarmee aan de slag te gaan. Bij Ovam is er nu een team met mensen waarbij ik nu de teamverantwoordelijke ben.

Wat verstaat de Vlaamse overheid onder ‘asbestveilig’ en wat is haar ambitie terzake?

‘Asbestveilig’ is de ambitie om, bij het normaal gebruik van onze woningen, scholen, bedrijven en kantoren ervoor te zorgen dat daar geen risico’s zijn als gevolg van asbest. Het betekent dat we al het asbest waarmee we in contact zouden kunnen komen in normaal gebruik, moeten opsporen en beoordelen. Als het in slechte staat is, moet het weg. En waarom niet ‘asbestvrij’? Dan zijn we er ineens van af, dan is er geen enkel risico? Dat is technisch en financieel niet haalbaar. Er zit bijvoorbeeld nog veel asbest in nutsleidingen, bijna 40.000 kilometer ondergronds, drinkwaterleidingen, rioleringsleidingen, gas- en persleidingen enzovoort. Er zit ook asbest in zijn onderfunderingen (vroeger besefte men niet dat daar asbestresten bijzaten) en in onze stortplaatsen. Er is heel veel asbest dat we er nooit gaan uitkrijgen, het is ook niet betaalbaar. Asbestvrij, dat gaan we nooit bereiken. Het is een boutade in Vlaanderen: ‘steek een schop in de grond en je komt asbest tegen’.  We moeten er wel voor zorgen een veilige toestand te bekomen en het asbest zoveel mogelijk weg te nemen. Als we de doelstelling van een asbestveilig Vlaanderen tegen 2040 halen, zal toch zo’n 90% van het passief in onze gebouwen weg zijn.

Eén en ander is de aanleiding dat het Vlaamse beleid de twee soorten, het hechtgebonden en niet gebonden asbest apart ziet. Ondertussen hebben studies aangetoond dat de matrix waarin de asbest hechtgebonden is ook uiteen kan vallen, verbrokkelt en wegspoelt met het regenwater. Zo komen asbestvezels wel vrij. Dat is een beetje het probleem. Dat doet zich niet voor bij onderdakplaten, als ze niet doorgeslepen worden blijven die zeer intact. Een asbestdeskundige zal ze allicht catalogeren als ‘in goede staat’ en dan moet dat niet persé ‘asbestveilig’ te zijn.

Zijn er subsidies voor de opruim van asbest bij particulieren?

Asbest opruimen is meestal onderdeel van een gebouwrenovatie. Een nieuwe keuken inrichten, een dak vervangen of isolatie aanbrengen. De eerste stap is dan het opsporen van asbest. Die asbestaanwezigheid hoeft niet altijd de grote kost te zijn. Er zijn veel materialen die asbest bevatten, meer dan 3500. Er zijn veel soorten die zonder een noemenswaardige meerkost kunnen verwijderd worden. Er zijn een aantal vervelende soorten die een pak meer kosten en waarbij je een gespecialiseerde firma nodig hebt. Het zijn de erkende asbestverwijderaars die dan via een hermetische zone het asbestmateriaal verwijderen. In dergelijke gevallen kan  enkel de asbestverwijdering al veel kosten,. Het is de ambitie van Ovam en de Vlaamse Regering om ondersteuning te bieden daar waar de meerkost van asbest zit.

Er bestaan sowieso renovatiepremies, de woninginnovatie enzovoort, die vermelden niet iets specifiek over asbest, maar voor een dakrenovatie bijvoorbeeld ondersteunen ze, tot een bepaalde limiet, de kosten die je maakt, en of dat nu kosten zijn die je maakt voor afbraak of voor nieuwe materialen, daar wordt geen onderscheid in gemaakt. Asbest zit vervat in de afbraakkosten. Er is specifieke ondersteuning via Ovam naast ondersteuning die andere administraties van de Vlaamse overheid bieden.

Ovam ondersteunt projecten van steden en gemeenten en intercommunales, in Sint-Niklaas is dat bijvoorbeeld Miwa. Zij kunnen subsidies aanvragen voor projecten zoals voor het ophalen van asbest aan huis of een gegroepeerde verwijdering. Zo kan je als burger bijvoorbeeld met een beperkte hoeveelheid asbest naar een recyclagepark gaan, dat is gelimiteerd, soms eerst een stuk gratis en daarna betalend. Bij grotere hoeveelheden kan men een geschikte zak aanvragen via de afvalcommunale of via de gemeente. Daar zit beschermingsmateriaal bij en een brochure. Ja kan d dan die grotere hoeveelheid aan de straatzijde inladen, mooi sluiten en laten ophalen. Het is een gemakkelijke manier om asbest te laten ophalen. Bovendien is het geboden tarief maar een fractie is van wat het normaal zou kosten.

Er zijn ook projecten waar je kan instappen voor een gegroepeerde verwijdering.  Dat betekent dat de organisatie een aantal aannemers zal aanstellen of een erkende asbestverwijderaar waaraan je een offerte kan vragen. Voor specifieke asbesttoepassingen geniet je van 50% korting op de verwijderingskost.   Dit gaat over  niet hechtgebonden asbesttoepassing zoals leidingsisolatie die eruitziet als witte gips rond verwarmingsbuizen, of asbestkarton dat aan de onderkant van vloerbekledingen zit. Op de website van Ovam kan men met zijn postcode achterhalen welke projecten er in de buurt worden georganiseerd. Het is niet overal hetzelfde. Het is nog maar in opstart en er zullen allicht nog regio’s bijkomen. Men kan ook informeren bij de gemeente zelf of bij de afvalcommunale. Vanaf 2021 is er een nieuwe premie voor mensen die hun dak willen isoleren en dat combineren met de verwijdering van de asbestcement dak, onderdak of gevelbekleiding..

Ovam/ omgaan met asbest/ thema subsidies en ondersteuning

Ik hoorde de uitdrukking: ‘asbest verwijderen met eenvoudige handelingen’. Bestaat dat en zo ja, wat betekent het?

Asbest verwijderen is niet eenvoudig. En ook, België is een ingewikkeld land en dat is voor de regelgeving bij asbest niet anders. De bevoegdheid waar ik voor werk, geldt enkel en alleen voor Vlaanderen. Dat komt omdat het een milieubeleid is, maar wat u aanhaalt, de methodiek van de ‘eenvoudige handelingen’ is iets dat sommige aannemers mogen gebruiken. Als het ingewikkelder is, moet het gebeuren door erkende firma’s, met een hoger opleidingsniveau. Dat alles  gebeurt volgens een federale wetgeving. Het is de arbeidsinspectie die daar toezicht over uitoefent. Dat zijn onze federale collega’s, daar heeft Ovam niets over te zeggen. We kunnen asbestverwijdering ondersteunen, maar hoe het gebeurt, dat is de bevoegdheid van de federale overheid.

In verband met de  ‘eenvoudige handelingen’. Als je voor een baas werkt, bijvoorbeeld een dakdekker die af en toe asbest moet verwijderen, kan je jaarlijks opleiding van acht uur volgen. In die opleiding zit het herkennen van asbest en er correct mee omgaan. Na die opleiding krijgt je dan een opleidingsattest ‘eenvoudige handelingen’. Die opleiding wordt federaal georganiseerd of aangestuurd. Er is een markt van opleidingscentra of zelfstandige centra die dat kunnen geven. De centrale overheid legt dan op wat er daarin moet gegeven worden, maar ze organiseert het niet zelf. Er is een markt van opleidingscentra, de Syntra’s van deze wereld die dat organiseren. Er is geen probleem met de sérieux, maar er is een probleem met het feit dat veel werknemers in de bouw niet Nederlandstalig zijn of afkomstig zijn uit een land waar de gevaren van asbest niet hoog op de agenda staan. Het betekent dat ze vaak weinig van de opleiding begrijpen, dat de opleiding een beetje ‘broek-verslijten’ is, en ook dat ze vaak niet begrijpen hoe het nu echt moet gebeuren, of niet. Ook vaak omdat ze zich niet bewust zijn van de ernst van het probleem.

Een ander probleem is, dat de opleiding niet gedifferentieerd is. Dakdekkers, elektriciens en loodgieters bijvoorbeeld  komen andere toepassingen van asbest tegen, ze moeten andere zaken aangeleerd krijgen. Maar de opleiding eenvoudige handelingen is zeer algemeen, in die klassen zitten mensen die allemaal andere concrete behoeften hebben. Komt daarbij dat dat algemene hen niet echt interesseert, zodat de aandacht gaat verslappen en ze het idee hebben dat het geen goede opleiding is. Er bestaat geen lijst van aannemers die werknemers in dienst hebben die asbest verwijderen volgens de ‘eenvoudige handelingen’. Het beste wat je kan doen is aan de aannemer die asbest verwijdert, een kopie te vragen van het attest van de werknemer die het gaat uitvoeren. Om zeker te zijn dat ze een beetje basiskennis hebben.

Een groot aandachtspunt is dat de collega’s van de arbeidsinspectie te weinig mensen hebben om controles uit te voeren. Hierdoor is de pakkans bij aannemers en werknemers niet hoog genoeg.

Verantwoordelijk daarvoor is FOD Waso. Het gaat over werkgeversverplichtingen..

https://werk.belgie.be/nl/themas/welzijn-op-het-werk/chemische-kankerverwekkende-mutagene-en-reprotoxische-agentia/asbest-en?id=618

 Hoe zit dat met de verplichting van een asbestinventaris ?

Een werkgever moet erover waken dat zijn mensen niet blootgesteld worden aan asbest. Daarom moet hij altijd een asbestinventaris opmaken en dan het juiste werkplan opmaken. Hij moet zich afvragen of zijn mensen dat mogen doen, en hoe of dat hij beroep moet doen op een erkende asbestverwijderaar. Dat is de theorie. Als particulier hoef je geen inventaris op te maken, maar een aannemer heeft wel die verplichting in verband met de werken die hij aanneemt. Hij doet dat best voor hij een offerte maakt.

Als men tijdens de werken ziet dat de aannemer het niet zo nauw neem met de regels kan men de arbeidsinspectie per provincie of regio vragen om langs te komen en een pv op te maken. Men kan altijd terecht bij de milieuambtenaar op de milieudeskundige bij de politie als ze echt asbest achterlaten of stof aan het opwekken zijn. Dat zijn milieuovertredingen en daar kan de lokale toezichthouder bij optreden. Wij van Ovam geven opleidingen aan toezichthouders en mensen van steden en gemeenten, om hen te onderrichten in hoe asbest te herkennen over wat veilig is en wat niet. Die opleiding is trouwens niet verplicht.

Als iets duur is, zoals het wegnemen van asbest door erkende asbestverwijderaars, dan is het risico hoog dat mensen dat gaan ontwijken, maar ze zouden moeten rekening  houden met hun eigen gezondheid. Kiezen voor de goedkoopste oplossing is vaak gevaarlijk. Resten die achterblijven kunnen een risico betekenen voor de bewoners van de woning. , Het lijkt me belangrijk om in zee te gaan met aannemers die duidelijk uitleggen hoe ze gaan werken en waarom ze dat doen.

Hebben jullie contact met collega’s in Brussel en Wallonië ?

We hebben contact met collega’s in Brussel. Specifiek daar is dat er voor het verwijderen van veel asbest een milieuvergunning nodig is. Daarbij zijn er steekproefcontroles. Wallonië heeft daar ook een variant van. Het systeem met die milieuvergunning kennen wij in Vlaanderen niet. Er zijn bij ons dan weer andere zaken die zij niet hebben. Het belangrijkste is toch wel die verplichte asbestinventaris bij de verkoop. Vanaf 2022 moet iedereen die een gebouw ouder dan van 2000 verkoopt een verplichte asbestinventaris hebben, een nieuwe koper zal zo weten waar de asbest zit en op welke manier hij het best kan verwijderen, dat zal ook voor ons een heel goed hulpmiddel zijn om de risico’s bij het onzorgvuldig handelen door  onwetendheid bij mensen uit te schakelen. Die inventaris komt bij de notaris en bij de verkoopakte.

Wat zal er gebeuren met de terreinen van SVK en de Boelwerf? Los van het stort.

Het bedrijf zal vallen onder de bodemonderzoeksplicht, dat blijft sowieso op een bedrijf rusten. Daarbij wordt alles in kaart gebracht. Daarna komt de bodemsaneringsplicht met de verschillende mogelijkheden die moeten afgewogen worden. Voor de asbestproblematiek is het vaak een combinatie. De rode draad is altijd het vermijden dat de vezels kunnen opwaaien, dat is dus, afdekken met het contact met de lucht, het niet belopen en niet berijden, maar men moet ook vermijden dat er nadien gegraven wordt. Het is afhankelijk van hoe het ligt op het terrein, hoe diep of hoe oppervlakkig, het wordt waarschijnlijk een combinatie van afgraven en duurzaam isoleren. Dat gebeurt dan bijvoorbeeld met een voldoende afschermende laag en signalisatiefolie. Er zullen allicht ook beperkingen zijn in verband met de nabestemming. Wat er op gebouwd mag worden, of men erin mag boren of erop aanplanten.

Wat is de taak van Ovam inzake asbest?

Één, voor gebouwen en infrastructuur zijn we de beleidsverantwoordelijken voor het Vlaamse asbestafbouwbeleid. Ook voor het Vlaamse bodembeleid is de OVAM de beleidsregisseur. De Vlaamse bodemwetgeving bepaalt wanneer een bodemonderzoek moet uitgevoerd worden e wie de plichten heeft voor het bodemonderzoek of de bodem sanering: j de eigenaar, exploitant of gebruiker. Als een saneringsplichtige geen stappen onderneemt, kan de  Ovam dat ambtshalve zelf doen en de kosten terugvorderen. Voor wat betreft de bodem hebben wij daar bevoegdheid voor. Maar niet voor asbest in gebouwen.

 

Sint-Niklaas 8 december 2020 interview Johan De Vos met geluidsregistratie.

 

Grafieken Asbest in België met toelichting

Een fragment uit het gesprek met longarts dr. Koen Deschepper van 11 april 2019

“In het Waasland is er een hogere incidentie aan longvlieskanker, de zogenaamde maligne pleuraal mesothelioom. Maligne wijst op ‘kwaadaardig’, pleuraal betekent ‘longvlies’ en mesothelioom is ‘longvlieskanker’. De hogere incidentie heeft vooral te maken met het asbest verwerkende bedrijf SVK, met de Boelwerf in Temse en de Antwerpse haven waar asbest gelost werd. Dit alles is een publiek geheim, we kunnen er gewoon over praten.

Mesothelioom is de minst frequente maar wel de ergste aandoening die het gevolg is van blootstelling aan asbest. In onze dienst (longartsen van het AZ Nikolaas) kregen 80% van die zieken een professionele blootstelling. Die ziekte kan ook het gevolg zijn van een kort contact met asbest maar gelukkig veel minder. Dat is geruststellend.

Bij rokers weten we dat mensen die heel hun leven rookten zo ongeveer één kans op tien hebben om longkanker te krijgen. Het is moeilijker om zoiets te bepalen bij blootstelling aan asbest. Want wat is blootstelling? We krijgen in ons ziekenhuis mensen die bijvoorbeeld slechts gedurende drie maanden een studentenjob hadden bij SVK en er intensief met asbest te maken kregen. Anderen kregen een langer maar minder intensief contact. Hoe kan men zoiets berekenen? Mocht asbest een ziekte uitlokken binnen de week na de blootstelling, dan zou dat een totaal andere situatie zijn. Maar de schade is er en ze is even erg. Ze is ook erg.

Toch wil ik benadrukken dat asbest behalve mesothelioom ook verschillende andere longaandoeningen uitlokt. Meer voorkomend zijn de longvliesverdikkingen, die ook verkalken, dat zijn de ‘plaques’. Iemand met longvliesplaques, heeft eigenlijk geen klachten, maar het is wel een aanwijzing dat er asbestblootstelling was. We spreken dan over goedaardige asbest gerelateerde pleurale plaques. Op zich kan zo’n longvliesverdikking of ‘plaques’ geen kwaad. Je ziet het duidelijk op een longfoto. Als die plaques er aan beide kanten zijn en op de typische plaatsen – de middenrif en achterin – dan kan je er zeker van zijn dat het door asbest komt. Die mensen maken kans om mesothelioom te ontwikkelen, maar dat is absoluut niet zeker.

En dan heb je nog – iets minder voorkomend – een soort littekenweefsel rond de longvliezen. Het is een diffuse pleurale fibrose. Het bezorgt de patiënten een beperkte longfunctie, een ingekrompen longvlies. Het is geen kwaadaardige aandoening, maar die mensen hebben wel klachten en we zien ze ook regelmatig.

Er is ook wat wij de echte asbestose noemen Daarbij zijn de longblaasjes verhard. Het is een afwijking van het longweefsel zelf waarbij de patiënt minder goed zuurstof opneemt. We noemen dat een diffusie stoornis. Het komt minder voor, het is ook moeilijker te onderscheiden van andere aandoeningen.

Patiënten zijn meestal ongerust zeker als ze werkten in een asbest verwerkend bedrijf. We nemen foto’s, omdat het een uitgestelde aandoening is. Patiënten die er de afgelopen jaren zijn tewerkgesteld hebben ondertussen minder risico omdat er wat meer preventieve maatregelen geweest zijn. Maar de mensen die duidelijk plaques hebben, willen vaak jaarlijks een onderzoek. Het is er alleen om ze gerust te stellen. We kunnen longvlieskanker niet voorkomen.

We zagen in de jongste tien jaren een toename van longvlieskanker. Het ligt hoger in de regio’s Sint-Niklaas, Dendermonde en Kapelle-op-den-Bos. het is moeilijk in te schatten hoeveel keer dat hoger ligt, ruw geschat – als ik het vergelijk met ziekenhuizen van gelijke grootte – is dat hier vier à vijf keer meer dan ergens anders.

 

————————————————————————————————————————————————————————————–

Asbest en uw gezondheid

uit de website van OVAM

Wanneer is asbest gevaarlijk?

Asbest is een verzamelnaam voor een groep mineralen die voorkomt in de natuur. Er zijn verschillende soorten asbest. De ene soort is gevaarlijker of schadelijker dan de andere.

Asbest vormt alleen een risico als er vezels vrijkomen die worden ingeademd. Het inslikken van asbestvezels is volgens de heersende inzichten niet gevaarlijk. Ook contact met de huid kan geen kwaad. Asbestvezels kunnen splitsen in kleine, niet met het blote oog waarneembare vezels. Die komen in de lucht terecht en worden ingeademd. Ze dringen zeer diep in de longen door en kunnen ernstige ziekten veroorzaken zoals asbestose (bindweefselvorming rond asbestvezels in het longweefsel zodat zuurstofuitwisseling moeilijker verloopt), longkanker of mesothelioom (een zeldzame vorm van kanker aan het long- of buikvlies die dodelijk is en die gerelateerd wordt aan asbestblootstelling). Typisch bij asbestaandoeningen is de lange latentietijd die gemiddeld dertig tot veertig jaar bedraagt en  afhankelijk is van de dosis en de blootstellingsperiode.

Aanvankelijk dacht men dat asbestose, in tegenstelling tot de andere ziekten, alleen voorkomt bij beroep gebonden blootstellingen. Personen die werkten in de asbestindustrie of personen die veelvuldig in contact kwamen met asbesthoudende toepassingen zoals bv. installateurs van centrale verwarming, loodgieters, elektriciens en schrijnwerkers, vormden de risicogroep. Later stelde men vast dat er ook mensen ziek werden die niet beroepsmatig blootgesteld werden.

Theoretisch kan elke blootstelling, hoe klein ook, leiden tot asbestziekten. Het risico wordt groter naarmate er meer vezels worden ingeademd, bijvoorbeeld als gevolg van het bewerken (boren, zagen, schuren) of beschadigen van asbesthoudend materiaal. Verder neemt het aantal vezels dat u inademt toe naarmate u langer aan asbestvezels wordt blootgesteld. Daarom moet  u het inademen van asbestvezels voorkomen.

Samenvatting

Asbest is alleen gevaarlijk als de vezels vrijkomen en worden ingeademd. Het inslikken van asbestvezels is volgens de heersende inzichten niet gevaarlijk.

  • Het gevaar neemt toe naarmate het aantal ingeademde vezels (dit wil zeggen de blootstellingsduur en/of de concentratie) toeneemt.
  • Asbestvezels die goed gebonden zijn aan een dragermateriaal (zoals niet-verweerd asbestcement) kunnen niet worden ingeademd zolang het dragermateriaal niet wordt bewerkt of beschadigd.

Welke ziekten worden geassocieerd met asbest?

 

Asbestvezels kunnen vijf verschillende ziekten veroorzaken:

  • Pleurale plaques
    Dit zijn verdikkingen van het borstvlies die kunnen verkalken. De patiënt merkt hier bijna nooit iets van. De plaques ontstaan vijftien à twintig jaar na blootstelling aan asbest.
    Deze aandoening komt enkel voor door beroepsmatige blootstelling.
  • Mesothelioom
    Dit is een kwaadaardige tumor aan het borst- of buikvlies. Mesothelioom ontwikkelt zich pas vijfentwintig tot veertig jaar na de blootstelling aan asbest. De ziekte kent een fatale afloop.
  • Asbestose
    Er vormt zich littekenweefsel in de longen, waardoor het moeilijker wordt om adem te halen. De patiënt wordt daardoor gevoeliger aan infecties. De ziekte ontwikkelt zich tussen de tien en twintig jaar na de blootstelling aan asbest.
    Deze aandoening komt enkel voor door beroepsmatige blootstelling.
  • Longkanker
    Deze ziekte ontwikkelt zich tussen vijftien en vijfentwintig jaar na de blootstelling aan asbest. Iemand die blootgesteld werd aan asbest en daarbij ook nog rookt, verhoogt de kans op ontwikkeling van longkanker aanzienlijk.
  • Kanker aan het strottenhoofd
    Deze vorm van kanker kan veroorzaakt worden door asbest.

Asbestose, longkanker en strottenhoofdkanker komen enkel voor na een beroepsblootstelling. Dit betekent dat u lange tijd grote hoeveelheden asbestvezels hebt ingeademd. Pleurale plaques en mesothelioom kunnen ook voorkomen na blootstelling buiten het arbeidsmilieu. Toch komt mesothelioom hoofdzakelijk voor bij mensen die beroepshalve met asbest werkten.

————————————————————————————————————————————————————————————-

Uit De Standaard 17/05/2019

Hoe gevaarlijk is asbest nu eigenlijk?

Klaas Maenhout

Met asbest moet je omzichtig omgaan.

Een school en kinderopvang in Maldegem blijven nog zeker een week gesloten, nadat asbest is vrijgekomen. Wat zijn de gevaren?  Een filmpje waarop te zien is hoe een vakman springt op asbesten golfplaten in een container deed het gemeentebestuur van Maldegem woensdag een versnelling hoger schakelen. Na een analyse van de omgeving van de sporthal, waar herstellingswerken werden uitgevoerd, bleken elf van de veertien stalen asbestdeeltjes te bevatten. ‘We hebben onmiddellijk beslist om de sporthal, de school en de kinderopvang te sluiten’, zegt burgemeester Bart Van Hulle (Open VLD).

De ongerustheid bij de ouders is groot. Maar hoe gevaarlijk is asbest eigenlijk? ‘Ze zijn terecht ongerust, maar moeten niet overbezorgd zijn’, zegt Mathijs Goossens van de Stichting tegen Kanker. ‘Het zijn vooral de werkmannen die zich ongerust moeten maken.’ Ziekten door asbest komen vooral voor bij mensen die in hun beroep langdurig zijn blootgesteld aan hoge concentraties asbestvezels, zoals asbestwerkers. ‘Hoe vaker iemand wordt blootgesteld aan asbestvezels, hoe meer risico die persoon loopt om ziek te worden’, zegt woordvoerder Jan Verheyen van afvalmaatschappij Ovam.

Gezwel op het longvlies

Maar wat met de kinderen? ‘Bij korte blootstelling is de kans op risico’s uiterst klein, of zelfs extreem minimaal’, zegt professor Ben Nemery van de KU Leuven. ‘De kinderen lopen bij dan geen ernstig gezondheidsrisico. Dat lijkt tegenstrijdig, omdat we maximaal moeten inzetten op preventie.’

‘Als de kinderen één keer asbesthoudende stof ingeademd hebben, betekent dat dus niet dat de kinderen sowieso ziek zullen worden’, zegt Verheyen. ‘Maar we kunnen momenteel niets uitsluiten. Ook korte blootstelling aan asbestvezels kan gevaarlijk zijn’, zegt Verheyen. ‘Let wel: alleen het inademen van de onzichtbare asbestdeeltjes is volgens onderzoek gevaarlijk. Het aanraken niet.’

Volledig geruststellend is de info dus niet. ‘Eigenlijk is het onmogelijk om met zekerheid te zeggen of er al dan niet een impact zal zijn. Niemand weet ook hoeveel asbestvezels je moet inademen om een asbestziekte te krijgen’, zegt professor Paul Van Schil, diensthoofd thoraxchirurgie aan het Universitair Ziekenhuis Antwerpen.

‘Als er deeltjes ingeademd zijn, is de kans reëel dat er zich in de toekomst een gezwel vormt op het longvlies. Gemiddeld ontwikkelt zich pas dertig à veertig jaar na de blootstelling een tumor. Het is zeer belangrijk niet te roken op latere leeftijd, dat is een enorme trigger. In combinatie met roken lopen de risico’s door het inademen van asbest heel sterk op. Daarnaast is er ook een genetische component: is er aanleg of niet?’

Niet naar de dokter hollen

‘De asbestdeeltjes zijn ook onzichtbaar in de lucht en verdwijnen zo diep in de longen dat we ze ook daar niet kunnen zien. Ongeruste ouders moeten dus niet naar de dokter omdat er vandaag geen goeie medische test, zoals een bloedanalyse, bestaat’, zegt Van Schil. ‘Alleen als er symptomen zijn, zoals kortademigheid, moet een dokter bezocht worden.’

En lopen jonge kinderen meer gevaar dan volwassenen? ‘In principe niet. Het is alleen gevaarlijker net omdat ze jong zijn. Ze hebben veel langer de tijd om met een asbestziekte geconfronteerd te worden.’

Springen op de golfplaten

De cruciale vraag blijft dus of de kinderen de voorbije twee weken blootgesteld zijn aan asbestdeeltjes, en of dat eenmalig was. Voorlopig is daar geen duidelijkheid over. ‘We hebben woensdag de vaststellingen gedaan. We denken dat het om een eenmalige gebeurtenis gaat. Waarschijnlijk sprongen de werknemers op de golfplaten om nog meer afval in de container te krijgen’, zegt de burgemeester. ‘Onze diensten zijn de afgelopen weken wel dagelijks gepasseerd en hebben toen geen onregelmatigheden vastgesteld.’

Dat de container in open ruimte stond, maakt het risico in alle geval kleiner, besluit Goossens van de Stichting tegen Kanker.